ECLI:NL:OGEAA:2020:13

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
AUA201904470
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klaagschrift inzake de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag in het kader van een witwasonderzoek

Op 5 februari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door mr. P.M.E. Mohamed, een klaagschrift had ingediend tegen de afwijzing van de aangewezen ambtenaar om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) af te geven. De afwijzing was gebaseerd op verdenkingen van klager in een grootschalig witwasonderzoek met betrekking tot goudtransporten. Klager had op 27 december 2019 een klaagschrift ingediend, nadat de ambtenaar op 7 januari 2020 had medegedeeld dat geen VOG zou worden verstrekt. Het Gerecht oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was, omdat de mededeling van de afwijzing al vóór de indiening van het klaagschrift was gedaan.

In de beoordeling van het geschil werd vastgesteld dat de aangewezen ambtenaar op goede gronden had geconcludeerd dat er bezwaren tegen klager bestonden, gezien de ernst van de verdenkingen. Het Gerecht nam daarbij in overweging dat klager de VOG nodig had voor werkzaamheden met bewapende (geld)transporten. De rechter oordeelde dat de ambtenaar in redelijkheid de afgifte van de VOG kon weigeren, gezien de aard van de verdenkingen. De klacht van klager werd ongegrond verklaard, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beschikking open gesteld.

Uitspraak

Beschikking van 5 februari 2020
VOG AUA201904470
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[KLAGER],
wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. J.W. Klamer en R. Koolman.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 januari 2020 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Op 27 december 2019 heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Verweerder heeft op 29 januari 2020 nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in de raadkamer op 29 januari 2020, waar klager en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid klaagschrift

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes klaagschrift te beoordelen.
2.2
In artikel 25 van de Lv VOG is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen de mededeling dat geen VOG wordt verstrekken, binnen veertien dagen na ontvangst van de mededeling daartegen een gemotiveerd klaagschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De onderhavige mededeling is van 7 januari 2020. Het klaagschrift is ingediend op 27 december 2019. Een niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege indien de beslissing ten tijde van het indienen van het klaagschrift reeds tot stand was gekomen. Daarvan is hier sprake. Het Gerecht acht immers aannemelijk dat op 12 december 2019 door verweerder aan belanghebbende is medegedeeld dat geen VOG wordt verstrekt. Gelet hierop is het klaagschrift ontvankelijk.
Wettelijke regeling
2.4
Ingevolge artikel 15, tweede lid van de Lv VOG houdt een verklaring omtrent het gedrag in dat de aangewezen ambtenaar uit onderzoek naar het gedrag van de betrokkene, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
2.5
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Beoordeling geschil
2.6
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, om in het kader van werkzaamheden voor [ASCP] bewapende (geld)transporten te kunnen verrichten.
2.7
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder – mede onder verwijzing naar een schriftelijke verklaring van de Officier van Justitie – ten grondslag gelegd dat klager destijds transportbedrijf [DAS] exploiteerde, dat klager in dat verband verdachte is in een grootschalig witwasonderzoek met betrekking tot (goud)transporten van grote waarde, en dat de Officier van Justitie voornemens is om klager in 2020 daarvoor te dagvaarden. De aard en ernst van deze verdenking vormen volgens verweerder, gelet op het doel waarvoor afgifte van een verklaring omtrent het gedrag is verzocht, zodanige bezwaren dat deze moest worden geweigerd.
2.8
Het Gerecht oordeelt dat gelet op de aard en de ernst van de gerezen verdenking – te weten goudtransport in het kader van witwassen – verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager. Daarbij neemt het Gerecht ook in aanmerking het doel waarvoor afgifte is verzocht, namelijk het verrichten van werkzaamheden op het terrein van bewapende (geld)transporten. Onder deze omstandigheden kan verweerder in redelijkheid weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
2.9
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, op 5 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).