In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Paesch, zich hiertegen verzette. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 14 mei 2019, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De Voogdijraad had onderzoek gedaan naar de situatie en geadviseerd om het gezag gezamenlijk te delen, omdat de ouders in staat waren om te communiceren over de minderjarige. Het gerecht oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De ouders werden geschikt geacht om de minderjarige te verzorgen en op te voeden, en het verzoek van de vader werd toegewezen. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige werd bij de moeder vastgesteld, en er werd een omgangsregeling vastgesteld die rekening hield met de wensen van de minderjarige. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.