In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 14 april 2020 een tussenbeschikking gegeven in een procedure betreffende de erkenning van een minderjarige. De verzoekers, een man en een vrouw, hebben verzocht om vast te stellen dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en de minderjarige, die de Colombiaanse nationaliteit heeft. De man is niet de biologische vader van de minderjarige, maar woont al geruime tijd samen met de moeder en de minderjarige. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geweigerd een erkenningsakte op te maken, wat de verzoekers heeft doen besluiten om naar het gerecht te stappen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 4 november 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift van de ambtenaar op 13 januari 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2020 waren de verzoekers en hun gemachtigde, mr. J.M.A.M. Ponsioen, aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van de Voogdijraad. Het gerecht heeft vastgesteld dat de ambtenaar niet heeft kunnen vaststellen dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en de minderjarige, en dat de erkenning van de minderjarige door de man gevolgen heeft voor de nationaliteit van het kind.
Het gerecht heeft besloten de Voogdijraad te benoemen als bijzondere curator, zodat deze zich kan uitlaten over de vraag of er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat en of erkenning in het belang van de minderjarige moet worden geacht. De beslissing om de Voogdijraad te benoemen is genomen in het kader van de artikelen 1:203 en 1:204 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, die de voorwaarden voor erkenning van een kind zonder vader regelen. De verdere beslissing is aangehouden, en de bijzondere curator zal zich bij akte uitlaten over de gestelde vragen.