ECLI:NL:OGEAA:2020:126

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
AUA201903462
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak heeft de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind met de moeder. De procedure begon met een beschikking van 26 maart 2019, waarin de vader vervangende toestemming kreeg om de minderjarige te erkennen. De Voogdijraad werd verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van gezamenlijk gezag, gezien de zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact op het welzijn van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 januari 2020 gaven beide ouders aan dat de vader de minderjarige had erkend, wat hem bevoegd maakte tot gezag. Echter, het rapport van de Voogdijraad wees op significante communicatieproblemen tussen de ouders, waarbij de vader moeilijk bereikbaar was en niet voldeed aan afspraken. Dit leidde tot de conclusie dat de ouders niet in staat waren om samen belangrijke beslissingen te nemen in het belang van de minderjarige.

Het gerecht overwoog dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht inhoudt om voor het kind te zorgen en dat gezamenlijk gezag vereist dat ouders in staat zijn om samen beslissingen te nemen. Gezien de huidige situatie en het advies van de Voogdijraad, concludeerde het gerecht dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders als zij gezamenlijk gezag zouden uitoefenen. Daarom werd het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 14 april 2020
behorend bij EJ nr. AUA201803462
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba, [adres],
VERZOEKER, hierna te noemen: de vader,
procederend in persoon,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],geboren op [geboortedatum] in Aruba,
de minderjarige,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop de procedure blijkt uit de beschikking van 26 maart 2019 in deze zaak, waarbij aan de vader vervangende toestemming is verleend om de minderjarige te erkennen, en de Voogdijraad is verzocht om onderzoek in te stellen ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico bestaat voor de minderjarige dat hij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad van 20 november 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 14 januari 2020, waar zijn verschenen de vader in persoon en de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Aan de orde is het verzoek van de vader om voortaan gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige uit te oefenen.
2.2
Partijen hebben ter zitting te kennen gegeven dat de vader de minderjarige heeft erkend. Hij is derhalve bevoegd tot het gezag.
2.3
De Voogdijraad heeft in zijn rapport vermeld dat de ouders niet met elkaar communiceren over aangelegenheden die de minderjarige aangaan, mede omdat de vader voor de moeder moeilijk bereikbaar is, zij hem via zijn partner moet bereiken en hij draalt in zijn reacties. De vader toont ook weinig interesse in het welbevinden van de minderjarige, en houdt zich niet aan afspraken met betrekking tot de minderjarige. Verder is hij nonchalant en passief in zijn houding, en heeft moeite om zijn verantwoordelijkheden als vader te dragen.
Geconcludeerd wordt dat de ouders niet in staat zijn om samen belangrijke beslissingen in het belang van de minderjarige te nemen, en dat er een risico voor de minderjarige is dat hij klem of verloren zal raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
De Voogdijraad acht het in het belang van de minderjarige dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt.
2.4
Partijen hebben gepersisteerd in hun eerder ingenomen standpunten.
2.5
Het gerecht overweegt als volgt.
2.5.1
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind, en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden. In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is dan ook vereist, dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders.
2.5.2
Gelet op het advies van de Voogdijraad en hetgeen de ouders over en weer ter zitting naar voren hebben gebracht, acht het gerecht het niet reëel te veronderstellen dat zij in gezamenlijk overleg beslissingen van enig belang over de minderjarige kunnen gaan nemen, zodanig dat de minderjarige niet klem of verloren zal raken tussen de ouders. Het gerecht verwacht ook niet dat hierin binnen een afzienbare termijn verbetering zal optreden. Onder genoemde omstandigheden is er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige bij gezamenlijk gezag klem of verloren zullen raken.
2.6
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder belast te worden met gezag over de minderjarige, zal worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
-wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. K. Engelbrecht, rechter, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op dinsdag 14 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.