ECLI:NL:OGEAA:2020:12

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
AUA202000034
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft verzoekster, wonend in Aruba, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van haar aanvraag voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd. De aanvraag was op 7 januari 2020 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meent dat de afwijzing haar onevenredig zou benadelen. De zitting vond plaats op 22 januari 2020, waar zowel verzoekster als de Minister vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechter heeft overwogen dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor onbepaalde tijd, aangezien zij niet het vereiste aantal maanden geldig verblijf heeft. De laatst verleende vergunning tot tijdelijk verblijf was geldig tot 22 mei 2019 en verzoekster heeft sindsdien geen nieuwe aanvraag ingediend. De rechter concludeert dat er geen grond is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat niet is gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van de afwijzing voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen.

De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de beslissing dat verzoekster alsnog een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf kan aanvragen, mits zij voldoet aan de gestelde voorwaarden. De uitspraak werd gedaan op 5 februari 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 5 februari 2020
Lar nr. AUA20200034

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[VERZOEKSTER],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 7 januari 2020 heeft verweerder de aanvraag ter verkrijging van een vergunning voor onbepaalde tijd afgewezen.
Hiertegen heeft verzoekster op 9 januari 2020 bezwaar gemaakt.
Op 9 januari 2020 heeft verzoekster het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 januari 2020, alwaar is verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
2.1
Verzoekster heeft op 6 november 2019 een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd ingediend.
2.2
Aan verzoekster werd de volgende verblijfstitel verleend:
VTV-1 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was tot 29 oktober 2005.
VTV-2 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was tot 29 oktober 2006.
VTV-3 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was tot 29 oktober 2007.
VTV-4 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was tot 29 oktober 2006.
VTV-6 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2011.
VTV-7 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 1 oktober 2011 tot 1 oktober 2012.
VTV-8 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 6 november 2012 tot 6 november 2013.
VTV-9 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 6 november 2013 tot 6 november 2014.
VTV-10 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 7 oktober 2014 tot 6 november 2015.
VTV-14 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 14 augustus 2017 tot 22 mei 2018.
VTV-13 vergunning voor gezinshereniging dat geldig was van 22 mei 2018 tot 22 mei 2019.
Standpunten van partijen
3.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat zij op 7 januari 2020 een totaal van tien verblijfsvergunningen heeft gehad met een aantal onderbrekingen. Verder stelt verzoekster dat nu verweerder aan de hand van een eenvoudige optelsom tot de conclusie had kunnen komen dat inmiddels aan appellante tien vergunning tot tijdelijk verblijf zijn verstrekt en conform het beleid er sprake is van minder dan vijf verblijfsgaten, dient vastgesteld te worden dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
3.2
Verweerder stelt dat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn aan deze verblijfstitel. Op grond van het beleid dient een persoon voor het verkrijgen van een vergunning voor onbepaalde tijd een geldig verblijf van 120 maanden te hebben. In verzoekster geval heeft u 109 maanden en komt nog niet in aanmerking.
Beoordeling
4.1
Het verzoek betreft schorsing van de beslissing aan verzoekster geen vergunning voor onbepaalde tijd te verlenen. Uit het dossier blijkt dat de laatst verleende vergunning tot tijdelijk verblijf van verzoekster geldig was tot 22 mei 2019. Verzoekster heeft nadien geen aanvraag ingediend voor het verlenen van een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf. Verzoekster stelt dat verweerder bij de afwijzing van de aanvraag voor een vergunning voor onbepaalde tijd aan verzoekster ambtshalve een vergunning tot tijdelijk verblijf had dienen te verlenen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat niet ambtshalve is overgegaan tot het verlenen van een vergunning tot tijdelijk verblijf omdat verzoekster in gebreke is gebleven de benodigde documenten te overleggen. Verweerder heeft medegedeeld dat verzoekster alsnog een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf kan aanvragen welke kan worden verleend indien wordt voldaan aan alle voorwaarden.
4.2
Gezien het voorgaande is er geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Niet is gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van de afwijzende beslissing op de aanvraag voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde duur voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
4.3
Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.