ECLI:NL:OGEAA:2020:117

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
480 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van marihuana en cocaïne door verdachte in Aruba

Op 21 februari 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk verkopen en in bezit hebben van marihuana en cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het verkopen van marihuana in de periode van 22 juni 2001 tot en met 22 juni 2019, en het verkopen van cocaïne in de periode van 22 februari 2019 tot en met 22 juni 2019. Tijdens de rechtszitting op 31 januari 2020 heeft de verdachte verklaard dat zij gedurende twee jaar marihuana heeft verkocht en gedurende vier maanden cocaïne. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de verkoop van marihuana gedurende de gehele tenlastegelegde periode, maar heeft de pleegperiode van 22 juni 2017 tot en met 22 juni 2019 als bewezen verklaard. De verdachte is gedeeltelijk vrijgesproken van de eerdere periode.

Het Gerecht heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij het in aanmerking nam dat de verdachte anderen had ingezet om marihuana te verkopen. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving. De verdachte is niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in haar voordeel heeft gewerkt. Het Gerecht heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geld en de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen bevolen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door zittingsgriffier mr. A. Reppas.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/07488
Zaaknummer: 480 van 2019
Uitspraak: 21 februari 2020 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 , in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. E.A Th. Kuster, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld, alsmede de teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. dat zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juni 2001 tot en met 22 juni 2019 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd;

(artikel 4 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

2. dat zij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2019 tot en met 22 juni 2019 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de pleegperiode van feit 1
Anders dan de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het verkopen van drugs door de verdachte gedurende de gehele onder feit 1 tenlastegelegde periode, te weten de periode van 22 juni 2001 tot en met 22 juni 2019.
Het Gerecht overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 31 januari 2020 verklaard dat zij marihuana heeft verkocht gedurende een periode van twee jaren. Tijdens het onderzoek van de politie bij de inzet van BOB-middelen komt de verdachte pas in beeld vanaf 22 juni 2019
.Verder is een aantal getuigen (afnemers) gehoord [1] , die hebben verklaard gedurende een periode van een aantal maanden dan wel ongeveer twee jaren marihuana bij de verdachte te hebben gekocht. De overige getuigen kunnen geen duidelijke periode geven en slechts één getuige heeft verklaard dat hij gedurende een (veel) langere periode van tientallen jaren marihuana bij [bedrijfsnaam] heeft gekocht. [2] Het Gerecht is van oordeel dat deze laatste verklaring op zichzelf staat en onvoldoende concrete steun vindt in de overige getuigenverklaringen. De verklaring van [dochter verdachte]
,de 16-jarige dochter van de verdachte, inhoudende dat de verdachte sinds haar 18e levensjaar drugs verkoopt, kan daartoe naar het oordeel van het Gerecht niet dienen, reeds nu de dochter dit niet zelf heeft kunnen waarnemen aangezien zij, toen de verdachte 18 jaar oud was, nog niet was geboren en voorts op geen enkele wijze duidelijk is geworden waar zij deze wetenschap vandaan heeft.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht het Gerecht de pleegperiode van 22 juni 2017 tot en met 22 juni 2019 wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarom partieel worden vrijgesproken van de in de ten laste gelegde pleegperiode van 22 juni 2001 tot en met 22 juni 2019, zoals onder feit 1 opgenomen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.dat zij op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 22 juni
20012017tot en met 22 juni 2019 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,in bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad en
/ofheeft verkocht
en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd;
2.dat zij op
een (ofmeer
)tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 22 februari 2019 tot en met 22 juni 2019 in Aruba t
ezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne,
zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeldheeft verkocht en
/of heeft afgeleverd en/of heeftvervoerd en/ofin bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad
.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [3] Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
Feit 1 en 2:
1. De verklaring van de verdachte, op 31 januari 2020 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat ik dealde in marihuana gedurende twee jaren. [medeverdachte] hielp kopers als ik er niet was. Cocaïne heb ik gedurende vier maanden verkocht. Cocaïne heb ik in mijn eentje verkocht.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [dochter verdachte], van
23 juni 2019, genummerd als bijlage 94, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Ik woon met mijn moeder, [verdachte], op het adres [adres]. Als mijn moeder er niet is, verkoopt [medeverdachte] verdovende middelen , als [medeverdachte] er niet is verkoopt mijn moeder verdovende middelen. Ze verkopen de hele dag door.
3. Het proces-verbaal huiszoeking [adres] van 23 juni 2019,
genummerd als bijlage 61, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven;
Bij het onderzoek werd onder andere het volgende aangetroffen, te weten:
slaapkamer 1
- Een glazen potje inhoudende marihuana gelijkende kruiden
- Een kleine hoeveelheid marihuana gelijkende kruiden
- Een kleine hoeveelheid marihuana gelijkende kruiden (stengels)
Slaapkamer 4
- Een glazen potje inhoudende een hoeveelheid marihuana gelijkende kruiden
- Een plastic potje inhoudende een hoeveelheid marihuana kruiden
Patio
- Een glazen potje met gele deksel inhoudende een hoeveelheid marihuana gelijke kruiden
- Een hoeveelheid marihuana gelijkende kruiden
- Doorzichtige plastic zakjes inhoudende wit op cocaïne gelijkende steentjes
- 7 doorzichtige plastic zakjes inhoudende een hoeveelheid plastic zakjes en deze inhoudende wit op cocaïne gelijkende steentjes.
- Een doorzichtig plastic zakje inhoudende verschillende kleine zakjes inhoudende marihuana gelijkende kruiden
- Een marihuana sigaret
4. Een geschrift, te weten een rapport van het Landslaboratorium Aruba, op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door A.A. Diaz, Farmaceutische Toxicoloog, op 19 september 2019, als bevindingen van genoemde deskundige, genummerd als bijlage 74 82, zakelijk weergegeven:
Onderzoeksmateriaal en conclusie:
Kenmerk : 1, 2 en 3.
Omschrijving : 1: Monster plantaardig materiaal
2: Monster plantaardig materiaal
3: Monster witachtig brokje
Conclusie: : 1: bevat THC
2: bevat THC
3: bevat cocaïne
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1.Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, aanhef en onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van het Strafrecht van Aruba.
2. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen, meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht neemt hierbij in bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaren schuldig gemaakt aan het dealen van marihuana. Tevens heeft de verdachte gedurende een periode van vier maanden gedeald in cocaïne. Door haar handelen heeft zij bijgedragen aan de eenvoudige beschikbaarheid van (hard)drugs en daarmee het ontstaan en het instandhouden van drugsafhankelijkheid bij derden, waardoor hun gezondheid in gevaar is gebracht. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van en de handel in drugs direct en indirect leidt tot vele vormen van criminaliteit en daarmee een bron van overlast voor de samenleving vormt. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd. Daarbij heeft het Gerecht in strafverhogende zin meegewogen dat de verdachte daarbij ook anderen heeft ingezet om de marihuana voor haar te verkopen en te verstrekken.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit haar strafkaart niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het Gerecht is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen geld dient te worden verbeurdverklaard, nu dat geheel ten eigen baten kan worden aangewend en dat geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten zijn verkregen.
Anders dan de officier van justitie ziet het Gerecht geen aanleiding om de inbeslaggenomen drugs te onttrekken aan het verkeer, nu uit de beslaglijst blijkt dat deze voorwerpen - met toestemming van de hoofdofficier van justitie – reeds zijn vernietigd.
De in beslag attributen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Het betreft voorwerpen met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen auto’s, te weten: een blauwe [merk, model] zonder kenteken en een zwarte [merk, model] [kentekennummer]. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
achttien [18] maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen geld;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de attributen;
gelast de teruggave van de nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een blauwe [merk, model] zonder kenteken en een zwarte [merk, model]
[kentekennummer], aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mr. A. Reppas, (zittingsgriffier), en op 21 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces-verbaal verhoor [betrokkene 1] d.d. 6 juli 2019, bijlage: 111; proces-verbaal verhoor [betrokkene 2], d.d. 2 juli 2019, bijlage: 98; proces-verbaal verhoor [betrokkene 3] , d.d. 2 juli 2019, bijlage: 101; proces-verbaal verhoor [betrokkene 4], d.d. 6 juli 2019, bijlage: 108.
2.Proces-verbaal verhoor [betrokkene 5], d.d. 22 juni 2019, bijlage: 85.
3.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant en in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie [naam divisie], Unit [naam unit], d.d. 19 oktober 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-32/19 en de onderzoeksnaam [onderzoeksnaam