ECLI:NL:OGEAA:2020:100

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
597 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in Aruba met betrekking tot schietincident

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], die thans gedetineerd is in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 maart 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 5 oktober 2014, waarbij de verdachte met een vuurwapen op de aangever heeft geschoten. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M.J. Cafarzuza, terwijl de officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen, een gevangenisstraf van zes jaren eiste. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, wapenbezit en heling van kogelwerende vesten. Tijdens de zitting op 21 februari 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, maar het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank achtte de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn verweer ten grondslag legde niet aannemelijk. Het Gerecht heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen vuurwapens en kogelwerende vesten. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de rechter mr. S. Verheijen en zittingsgriffier mw. M.V. Alvarez aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/11513
Zaaknummer: 597 van 2019
Uitspraak: 13 maart 2020 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2020. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.M.J. Cafarzuza, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. P.A.J. van der Biezen heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen vuurwapens, munitie en kogelvrije vesten.
De raadsvrouw mr. E.M.J. Cafarzuza heeft, conform de door haar overgelegde pleitnota, bepleit dat de verdachte ter zake van het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak Schietpartij Hato:
1. dat hij op of omstreeks 5 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever]opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen op en/of in de richting van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 5 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen op en/of in de richting van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op of omstreeks 5 oktober 2014 in Aruba, een pistool of een revolver en/of een (of meer) scherpe patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening,
voorhanden heeft gehad;
Zaak Ontsnapping [broer van verdachte]:
3. dat hij op of omstreeks 10 augustus 2019 in Aruba,
- pistolen (van het merk Glock model 17, serienummer onbekend, kaliber 9 mm,
van het merk Beretta model Flobert met serienummer [serienummer 2], kaliber .22 short en van het merk Western Derringer model Marshal met serienummer [serienummer 1], kaliber 357 magnum) en/of
- een revolver (van het merk Smith & Wesson model 36 met serienummer [serienummer 3], kaliber 38 special) en/of
- een (of meer) patroonhouder(s) (van het merk Glock) en/of,
- scherpe patronen,
in elk geval vuurwapens en/of munitie, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;
4. dat hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 10 augustus 2019 in Aruba, bulletproof vesten heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bulletproof vesten wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Zaak Schietpartij Hato:
1.Primair
dat hij op
of omstreeks5 oktober 2014 in Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen op en
/ofin de richting van die [aangever] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op
of omstreeks5 oktober 2014 in Aruba, een pistool
of een revolveren
/of een (ofmeer
)scherpe patro
(o)n
(en
),
in elk geval een vuurwapen en/of munitie, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening,voorhanden heeft gehad;
Zaak Ontsnapping [broer van verdachte]:
3. dat hij op
of omstreeks10 augustus 2019 in Aruba,
- pistolen
(van het merk Glock model 17, serienummer onbekend
, kaliber 9 mm,
van het merk Beretta model Flobert met serienummer [serienummer 2], kaliber .22 short en van het merk Western Derringer
model Marshalmet serienummer [serienummer 1], kaliber 357
magnum)en
/of
- een revolver
(van het merk Smith & Wesson
model 36met serienummer [serienummer 3], kaliber 38 special
)en
/of
-
een (of meer)patroonhouder
(s
) (van het merk Glock
)en
/of,
- scherpe patronen,
in elk geval vuurwapens en/of munitie, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening,voorhanden heeft gehad;
4. dat hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 10 augustus 2019 in Aruba, bulletproof vesten heeft verworven, voorhanden heeft gehad
of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bulletproof vesten wist
of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
Zaak Schietpartij Hato
Feiten 1 en 2
* Een proces-verbaal van verhoor getuige/slachtoffer [aangever] d.d. 5 oktober 2014 (bijlage 16), voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [aangever], -zakelijk weergegeven-:
Op 5 oktober 2014 bleef ik [getuige 1] met mijn groenkleurige Toyota Tercel in zuidelijke richting achtervolgen. Ik hoorde een harde knal, zoals van een vuurwapen, die uit de auto van [getuige 1] kwam en op dat moment zag ik ook een brandend licht dat van bedoelde auto uitstraalde. Direct hierna raakte een projectiel de voorruit van mijn auto. Naar aanleiding hiervan had ik mijn auto gebogen. Hierdoor had mijn auto de achterzijde van de auto van [getuige 1] geraakt. Terwijl ik bedoelde auto inhaalde, zag ik dat de ruit van de mede-inzittende aan de linkerkant gedaald was en dat een bekende van mij, [verdachte], met een zwartkleurige vuurwapen in mijn richting wees. Om te voorkomen dat [verdachte] in mijn richting schoot, besloot ik met mijn auto de auto van [getuige 1] te raken. Hierdoor verloor [getuige 1] de macht over het stuur en reed de greppel in. Naar aanleiding hiervan besloot ik om mijn auto te stoppen. Op dat moment wilde ik mijn auto achteruit rijden en hoorde een knal. Ik zag duidelijk dat [verdachte] uit de auto van [getuige 1] stapte en verschillende keren in de richting van mijn auto schoot. Bedoelde projectielen hadden mijn auto geraakt en volgens mij had één van deze projectielen de rechterzijde van mijn achterhoofd geraakt, daar ik een schaafwond achter mijn rechteroor had opgelopen.
* Een proces-verbaal van bevindingen van inbeslagname groen Toyota Tercel, voorzien van kenteken [kentekennummer 1] d.d. 5 oktober 2014 ( Bijlage 7), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Ik verbalisant, zag dat de groenkleurige Toyota Tercel voorzien van het kentekenplaat [kentekennummer 1], een trefpunt (1) van een patroon in de achterruit heeft, een trefpunt (1) van een patroon in de voorruit heeft en twee trefpunten (2) van patronen aan de achterkolom.
* De verklaring van de verdachte, op 21 februari 2020 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
Op 5 oktober 2014 heb ik met een pistool, een Beretta, gericht op de auto van [aangever] geschoten.
Zaak Ontsnapping [broer van verdachte]
Feiten 3 en 4
* De verklaring van de verdachte, op 21 februari 2020 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende:
De vuurwapens, de patronen, de patroonhouders en de kogelvrije vesten die tijdens de huiszoeking te [adres 1] zijn aangetroffen, zijn mijn eigendom. Het kogelvrije vest met “ Polis” afgedrukt, had ik van [“naam”] gekregen. Ik weet dat ik als burger niet in het bezit mag zijn van de bij mij aangetroffen kogelvrije vesten.
* Een proces-verbaal van bevindingen verslag huiszoeking [adres 1] J d.d. 11 augustus 2019 (bijlage AH-14 ), voor zover inhoudende, als relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Bij deze huiszoeking werden de volgende goederen in beslag genomen.
Slaapkamernummer 1:
4 kogel vrije vesten.
Slaapkamernummer 2:
Aan het hoofdbord hing een zwarte schoudertas inhoudende:
  • 1 lange patroonhouder van het merk Glock, met een capaciteit voor 30 patronen, gevuld met 11 patronen, allen kaliber 9x19.
  • Een patroonhouder met zeventien 917) patronen van het merk Glock
  • Een ongeladen vuurwapen van het merk Western Derringer kaliber .357met serienummer [serienummer 1]
  • 2 losse patronen
  • Een ongeladen pistool van het merk Beretta model Flobert kaliber .22 schort, met serienummer [serienummer 2], zonder houder
  • Een doosje gewikkeld in grijs isolatie tape met één en twintig patronen
In een ander nachtkastje
Twee boterhamzakjes elk met patronen
Woonkamer
Op een bank
- Een geladen revolver van het merk Smith & Wessen, kaliber .38 special met serienummer [serienummer 3] met 5 patronen in de trommel.
Buiten
Op de grond aan de zuidelijke gevel van het huis
- Een half geladen pistool Glock model 17 met afgevijlde serienummer, met een patroonhouder met 17 patronen.

6.Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat er ten tijde van het plegen van het feit sprake was van noodweer(exces) c.q. putatief noodweer(exces). Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte uit zelfverdediging handelde. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever meermalen met zijn auto op de auto, waarin de verdachte zich als passagier bevond, had ingereden. Als gevolg hiervan raakte de auto, waarin de verdachte zich bevond, van de weg en belandde in de greppel. Toen de verdachte uit de auto stapte en de weg op liep, reed aangever met zijn auto op de verdachte zelf in. De verdachte heeft toen, uit zelfverdediging, een keer geschoten op de naderende auto van aangever en daarbij de voorruit geraakt, en twee keer geschoten toen de auto vlak langs hem reed en daarbij de achterzijde van de auto geraakt.
Het Gerecht overweegt met betrekking tot het gevoerde noodweerverweer het volgende. Een beroep op noodweer kan slechts slagen indien het begane feit geboden is door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Het Gerecht acht de feiten en omstandigheden die de verdachte aan zijn noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden.
Op grond het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat op het wegdek en in de berm, vlakbij de plek waar de auto in de berm is geraakt, drie hulzen zijn aangetroffen [2] , hetgeen erop duidt dat op die plek drie keer is geschoten. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op die plek drie keer heeft geschoten en dat deze drie schoten de enige schoten zijn die hij op de auto van aangever heeft gelost. Een schot heeft de voorruit geraakt en twee schoten hebben de achterzijde van de auto geraakt, aldus de verdachte ter terechtzitting. Uit de processen-verbaal van bevindingen [3] blijkt evenwel dat in de auto van aangever vier kogelinslagen zijn waar te nemen. Een kogelinslag in de voorruit en drie kogelinslagen in de achterzijde van de auto (twee in de achtercarrosserie en een in de achterruit). Dit duidt erop dat er vier keer op de auto is geschoten. Deze vaststaande feiten ondersteunen de verklaring van aangever en weerleggen de verklaring van de verdachte. Aangever heeft verklaard dat hij met zijn auto achter de auto van de verdachte aanreed. Op een gegeven moment schoot de verdachte, die op de passagiersstoel zat, vanuit zijn auto op de auto van aangever, waarbij de voorruit van aangever werd geraakt. Vervolgens botste aangever zijn auto tegen de auto van de verdachte en belandde laatstgenoemde auto in de greppel. Aangever stopte en zag dat de verdachte uit de auto stapte en schoten loste op de achterzijde van zijn auto. Deze verklaring van aangever, dat de verdachte een keer vanuit de rijdende auto op de voorruit van aangevers auto heeft geschoten en later, nadat de auto van de verdachte in de greppel was beland, een aantal keer (blijkens de aangetroffen hulzen op het wegdek en in de berm: drie keer) heeft geschoten op achterzijde van de auto van aangever, wordt ondersteund door de bewijsmiddelen. De verdachte is derhalve als agressor aan te merken en hem komt dan ook geen beroep op noodweer toe.
Het Gerecht is van oordeel dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen een noodzakelijke verdediging van de verdachte geboden was.
In het verlengde hiervan kan ook een beroep op noodweerexces niet slagen. Het beroep op noodweer(exces) faalt derhalve.
Nu evenmin is gebleken van een situatie waarin de verdachte op objectieve gronden redelijkerwijs mocht aannemen dat sprake was van een (dreigende) noodweersituatie, faalt het beroep op putatief noodweer(exces) eveneens.

7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak Schietpartij Hato
1.Primair:
Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2: 259 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba juncto artikel 1: 119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze verordening.
Zaak Ontsnapping [broer van verdachte]
3. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze verordening.
4. Opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:397 lid 1 onder a van het Wetboek van Strafrecht;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

9.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft tot vier keer toe gericht op de auto van aangever geschoten, waarbij de kogels de voorruit, de achterruit en de carrosserie van de auto van aangever hebben geraakt. Dat het levensgevaarlijke handelen van de verdachte geen gevolgen heeft gehad voor de persoon van aangever, is een kwestie van geluk geweest en is niet aan de verdachte te danken. De verdachte is geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt. Het onderhavige feit heeft zich bovendien op de openbare weg afgespeeld.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van meerdere vuurwapens, patronen en patroonhouders en heling van kogelwerende vesten.
Het voorhanden hebben van vuurwapens en patronen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals ook in deze zaak is gebleken.
Feiten als onderhavige rechtvaardigen een gevangenisstraf van langere duur.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de strafoplegging heeft het gerecht acht geslagen op de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 februari 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder veroordeeld is geweest.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

10.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen vuurwapens, munitie, kogelvrije vesten en marihuana zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet.
De voorwerpen zijn bij de gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
B. Teruggave aan de rechthebbenden
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en geldbedragen, zoals aangeduid op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst in de zaak met onderzoeksnaam “ Ontsnapping [broer van verdachte]” (bijlage I), zullen worden teruggegeven aan de [rechthebbende], zijnde de instelling die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:74, 1:75, en 1:76 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zes (6) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in rubriek 10 A genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 13 maart 2020 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in de eindprocessen-verbaal van het Korps Politie Aruba (Divisie Algemene Recherche) met onderzoeksnamen “Schietpartij Hato” en “ Zaak [broer van verdachte] (Dar 4).
2.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek i.v.m. verkeersongeval en schietincident d.d. 29 oktober 2014 (bijlage 4)
3.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek motorvoertuigen [kentekennummer 1] en [kentekennummer 2] d.d.11 november 2014 (geen bijlagenummer genoemd) en een proces-verbaal nader onderzoek [kentekennummer 1] d.d. 15 januari 2015 (bijlage 21)