In de alimentatiezaak tussen de Voogdijraad, gevestigd in Aruba, als verzoeker en de vader, wonende in Aruba, als verweerder, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 februari 2019 uitspraak gedaan. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.E. Mohamed, werd verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 300,- te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2009. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 juli 2018 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 30 oktober 2018, waarbij de moeder in persoon aanwezig was.
De vader heeft de minderjarige erkend en is verplicht om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding. Tijdens de zitting heeft de vader aangegeven bereid te zijn Afl. 225,- per maand te betalen, maar de moeder heeft hiertegen verweer gevoerd. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vader zijn financiële positie niet heeft onderbouwd, wat gevolgen kan hebben voor zijn verzoek. Gezien de draagkracht van de moeder en de behoefte van de minderjarige, heeft het gerecht geoordeeld dat een bijdrage van Afl. 300,- per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven.
De beslissing van het gerecht houdt in dat de vader met ingang van 1 februari 2019 maandelijks Afl. 300,- moet betalen aan de Voogdijraad, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek van de vader om een lager bedrag werd afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers en openbaar uitgesproken op de zitting van 19 februari 2019.