ECLI:NL:OGEAA:2019:91

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
AUA201802159
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de bijstandsuitkering en de procedurele vereisten in bestuursrechtelijke zaken

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bijstandsuitkering van appellant, die eerder een gehandicaptenuitkering had aangevraagd. Appellant had in 2010, 2011 en 2015 operaties aan zijn rug ondergaan en ontving gedurende enige tijd een gehandicaptenuitkering op basis van het Landsbesluit Bijstandsverlening (LBBV). In 2016 werd zijn bijstandsuitkering vastgesteld op Afl. 520 per maand, waartegen hij bezwaar aantekende. De bezwaaradviescommissie concludeerde dat de beslissing van verweerder om appellant geen gehandicaptenuitkering toe te kennen, ondeugdelijk gemotiveerd was en dat er onvoldoende onderzoek was verricht door de keuringsarts. Verweerder verklaarde het bezwaar van appellant gegrond, maar de vervolgbeschikking die daarop volgde, was niet voldoende gemotiveerd.

Het Gerecht oordeelde dat de door verweerder toegepaste getrapte wijze van besluitvorming niet in overeenstemming was met de systematiek van de bezwaarschriftenprocedure van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Het Gerecht vernietigde de bestreden beslissing van 11 juni 2018 en bepaalde dat verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van appellant moest nemen. Tevens werd verweerder gelast om het door appellant gestorte griffierecht terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten.

Uitspraak

Uitspraak van 18 februari 2019
Lar nr. AUA201802159

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonend in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 11 juni 2018 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant tegen de beschikking van 30 maart 2016, waarin zijn gezinsuitkering is bepaald op Afl. 520 per maand, gegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 18 juli 2018 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 13 september 2018 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2019. Appellant is in persoon verschenen en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd. Tevens was aanwezig de heer [x], werkzaam bij Directie Sociale Zaken (DSZ).
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant heeft in 2010, 2011 en 2015 operaties ondergaan aan zijn rug.
1.2
Appellant heeft in verband met zijn operaties een gehandicaptenuitkering op grond van het Landsbesluit Bijstandsverlening (LBBV) verzocht en deze gedurende enige tijd ontvangen.
1.3
Blijkens een beschikking van 16 september 2014 heeft verzoeker op basis van het LBBV vanaf augustus 2013 een bijstandsuitkering van Afl. 950 per maand ontvangen, gedurende augustus 2014 tot en met oktober 2014 een bijstandsuitkering (gehandicapte) en vanaf november 2014 een bijstandsuitkering van Afl. 495 per maand.
1.4
Bij beschikking van 30 maart 2016 heeft verweerder besloten om de bijstandsuitkering van appellant vast te stellen op Afl. 520 per maand.
1.5
Appellant heeft op 20 april 2016 een bezwaarschrift ingediend tegen de onder 1.4 genoemde beschikking.
1.6
Op 6 oktober 2017 heeft de bezwaaradviescommissie een advies uitgebracht naar aanleiding van het bezwaarschrift. In het advies is het volgende te lezen:
“(…)
Van de zijde van bezwaarde is wel aannemelijk gemaakt door het overleggen van nadere medische verklaringen, o.a. twee verschillende cd-roms waarmee de keuringsarts geen rekening heeft gehouden, dat hij in overwegende mate gehandicapt als bedoeld in artikel 8, lid 1 van het LBBV is.
Uit de bovenvermelde stukken en het verhandelde ter hoorzitting kan worden vastgesteld dat er onvoldoende onderzoek (door de keuringsarts) is verricht en dat er derhalve vanuit dient te worden gegaan dat het besluit om een normatieve uitkering toe te kennen ondeugdelijk gemotiveerd is en onzorgvuldig tot stand is gekomen.
De commissie komt dan ook tot de conclusie, dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard.”
1.7
Bij bestreden beslissing van 11 juni 2018 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaaradviescommissie, het bezwaar van appellant gegrond verklaard. Verweerder schrijft hierbij dat de DSZ op korte termijn een nieuwe beslissing zal nemen.
1.8
Bij beschikking van 17 oktober 2018 heeft verweerder besloten om de bijstandsuitkering van appellant te bepalen op Afl. 560 per maand.
De standpunten van partijen
2.1
Appellant betoogt dat hij in aanmerking komt voor een gehandicaptenuitkering en geen bijstandsuitkering. Uit het advies van de bezwaaradviescommissie volgt dat de beslissing van verweerder om hem geen gehandicaptenuitkering toe te kennen, niet correct is, aldus appellant.
2.2
Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat er een wijziging is gekomen in de procedure ten aanzien van het toekennen van een gehandicaptenuitkering. Als iemand gedeeltelijk blijvend gehandicapt is, wordt nu eerst een advies gevraagd aan de Departamento di Progreso Laboral (DPL) om te kijken of er een passende functie is. Als er geen passende functie is, komt die persoon in aanmerking voor een gehandicaptenuitkering. In het geval van appellant gaat de DSZ advies opvragen bij de DPL. Er moet in het geval van appellant een nieuwe beslissing komen.
De beoordeling
3.1
Ambtshalve overweegt het gerecht als volgt. Verweerder heeft op 11 juni 2018 het bezwaar enkel gegrond verklaard. Deze gegrondverklaring is op een later moment, bij beschikking van 17 oktober 2018, gevolgd door een hernieuwde beoordeling op de te ontvangen bijstandsuitkering. Een nadere motivering omtrent het al dan niet toekennen van een gehandicaptenuitkering ontbreekt evenwel in de vervolgbeschikking.
3.2
Uit het karakter van de bezwaarschriftenprocedure vloeit voort dat naar aanleiding van het bezwaar - indien dit ontvankelijk is - een volledige heroverweging dient plaats te vinden van de oorspronkelijke beschikking met, zo nodig, het herroepen, aanvullen of wijzigen daarvan. Pas als dat is gebeurd, is een voldragen beslissing op bezwaar genomen. De door verweerder toegepaste getrapte wijze van besluitvorming verdraagt zich niet met de systematiek van de bezwaarschriftenprocedure van de Lar.
3.3
Het beroep is gegrond. Het gerecht zal de bestreden beslissing van 11 juni 2018 vernietigen. Als gevolg hiervan bestond er voor de vervolgbeschikking van 17 oktober 2018 geen wettelijke basis. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van appellant te nemen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 11 juni 2018;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
- gelast verweerder om het door appellant gestorte griffierecht ad Afl. 25 terug te betalen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.