DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep van appellante gegrond;
- vernietigt de beschikking van verweerder van 31 mei 2018;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.
Landsverordening voortgezet onderwijs
Artikel 1
Deze landsverordening verstaat onder:
Minister: minister, belast met onderwijs;
Inspecteur: de inspecteur van het onderwijs, belast met het toezicht op de school;
School: een school voor voortgezet onderwijs, tenzij het tegendeel blijkt;
openbare school: een door het Land in stand gehouden school;
bijzondere school: een door een natuurlijke persoon of door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand gehouden school;
bevoegd gezag: voor wat betreft
a. een openbare school: de Minister;
b. een bijzondere school: het schoolbestuur;
profiel: een samenhangend onderwijsprogramma dat zich kenmerkt door een brede algemene maatschappelijk- een persoonlijke vorming en een gedegen voorbereiding op het vervolgonderwijs.
Artikel 5
Het voortgezet onderwijs wordt onderscheiden in:
a. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
b. hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs;
c. hoger, middelbaar en lager beroepsonderwijs.
AFDELING I
Openbaar en uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs
Artikel 6
De bepalingen van de hoofdstukken I en II van deze afdeling regelen het openbaar schoolonderwijs; de bepalingen van de hoofdstukken I en III zijn voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs.
HOOFDSTUK I
Regelen voor het openbaar schoolonderwijs, tevens voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder schoolonderwijs
2. Aan het hoofd van een school voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en aan het hoofd van een scholengemeenschap waaraan mede voorbereidend wetenschappelijk onderwijs wordt gegeven, staat een rector, aan het hoofd van de overige scholen en scholengemeenschappen een directeur. Tot rector of directeur is slechts benoembaar hij die met inachtneming van artikel 35, eerste lid, kan worden benoemd tot leraar in een van de vakken die aan de school worden onderwezen. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag met goedkeuring van de Minister afwijken van het bepaalde in de vorige volzin.
3. Het bevoegd gezag benoemt één of meer van de leraren om de rector of de directeur bij te staan en bij afwezigheid te vervangen; deze dragen de titel van onderscheidenlijk conrector en adjunctdirecteur.
4. De Minister, de directeur van de Directie Onderwijs gehoord, stelt voorschriften vast omtrent het aantal door de rector of de directeur en door de conrector of de adjunct-directeur ten minste te geven lessen.
Artikel 38
De salarissen en de toelagen, door het bevoegd gezag toe te kennen aan de rector of de directeur, de leraren en het overige personeel, worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
1. De kosten van de bijzondere scholen, bedoeld in afdeling I van titel II, worden door het Land vergoed met inachtneming van de artikelen 66 tot en met 94.
2. Aan bijzondere scholen als bedoeld in het eerste lid, wordt geen vergoeding toegekend dan krachtens de bepalingen van deze landsverordening.
3. Het schoolbestuur dient vóór 15 februari van het lopende dienstjaar een verzoek om vergoeding van de geraamde kosten voor het komende dienstjaar in bij de Minister. Het verzoek is met redenen omkleed en gaat vergezeld van een prognose omtrent het te verwachten aantal leerlingen en van een voorlopige begroting van kosten, middelen en investeringen voor het komende dienstjaar.
Artikel 66
De kosten der scholen zijn:
a. de salarissen, waaronder worden verstaan de kosten van de salarissen en toelagen, bedoeld in artikel 38, de uitkeringen en vergoedingen waarop de rectoren, de directeuren, de leraren en het overige personeel, bedoeld in artikel 38, aanspraak hebben, de bijdragen tot hun pensioen en tot dat van hun weduwen en wezen, alsmede van de voor hen wettelijk verschuldigde premies;
Artikel 67
Voor zover de wijze van berekening der vergoeding ten behoeve van de bijzondere scholen in de volgende artikelen niet nader is geregeld, omvat de vergoeding het bedrag dier kosten, voor zover de Minister daaraan zijn goedkeuring heeft gehecht.
Landsverordening van 27 november 2014 houdende bijzondere voorzieningen ten aanzien van de pensioenregelingen voor ambtenaren, gewezen ambtenaren en daarmee gelijkgestelden, alsmede houdende afwikkeling van een aantal sociale zekerheidsschulden.
1. De minister van Financiën en Overheidsorganisatie is gemachtigd om met de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba één of meer overeenkomsten naar burgerlijk recht aan te gaan waarin de op grond van de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, van de Landsverordening privatisering APFA (AB 2005 no. 30) tot stand gekomen overeenkomsten inzake de pensioenaanspraken van ambtenaren, gewezen ambtenaren en daarmee gelijkgestelden, die bij de stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba zijn ondergebracht, worden vervangen en daarna desgewenst gewijzigd.
2. Een overeenkomst en een wijziging van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, verbindt ook de werkgevers van de gelijkgestelden, bedoeld in het eerste lid, alsmede de gelijkgestelden zelf. Alvorens een overeenkomst of een wijziging van een overeenkomst aan te gaan, pleegt de minister van Financiën en Overheidsorganisatie overleg met de betrokken werkgevers of hun vertegenwoordigende organisatie, alsmede met de vertegenwoordigende organisaties van de gelijkgestelden; een overeenkomst of een wijziging van een overeenkomst wordt pas aangegaan, nadat de minister van Financiën en Overheidsorganisatie heeft vastgesteld dat een meerderheid van de betrokken organisaties heeft ingestemd met de inhoud van de overeenkomst dan wel met de wijziging van de overeenkomst.
3. Artikel 22, tweede lid, van de Comptabiliteitsverordening 1989 (AB 1989 no. 72) is niet van toepassing op de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid.
4. In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval bepaald dat:
a. de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen ontstaat als volgt bepaald is:
i. per 1 januari 2015: 60,5 jaar;
ii. per 1 januari 2016: 61 jaar;
iii. per 1 januari 2017: 61,5 jaar;
iv. per 1 januari 2018: 62 jaar;
v. per 1 januari 2019: 62,5 jaar;
vi. per 1 januari 2020: 63 jaar:
vii. per 1 januari 2021: 63,5 jaar;
viii. per 1 januari 2022: 64 jaar;
ix. per 1 januari 2023: 64,5 jaar;
x. per 1 januari 2024: 65 jaar;
met dien verstande dat vervroegde ingang of uitstel van de ingang mogelijk is, mits het ouderdomspensioen niet eerder ingaat dan op de leeftijd van 60 jaar en niet later dan bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar;
(…)