In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan op het beroep van een belanghebbende tegen de aanslagen premies AOV/AWW en AZV voor de jaren 2013 en 2014. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen die op 31 januari 2018 en 31 mei 2018 waren opgelegd, maar de Inspecteur der Belastingen had deze bezwaren afgewezen. De belanghebbende stelde dat de aanslagen te hoog waren omdat er geen rekening was gehouden met betaalde hypotheekrente en kinderaftrek. De Inspecteur daarentegen was van mening dat de aanslagen correct waren vastgesteld.
De rechter heeft vastgesteld dat de aanslagen zijn opgelegd op basis van het onzuiver inkomen van de belanghebbende, dat in 2013 Afl. 18.000 en in 2014 Afl. 15.000 bedroeg. De rechter oordeelde dat de persoonlijke lasten en kinderaftrek niet als aftrekposten kunnen worden meegenomen bij het bepalen van het onzuiver inkomen. De rechter concludeerde dat de Inspecteur de juiste bedragen als premie-inkomen had gehanteerd en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan op 19 februari 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen twee maanden hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.