ECLI:NL:OGEAA:2019:87

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
906 van 2017/ AUA201703616
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • E. de Cuba
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld en beroepschrifttermijn

In deze zaak gaat het om een beroep van appellante tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 27 januari 2015, waarbij haar ziekengeld werd geweigerd. Appellante, die lijdt aan een bloedstollingsstoornis met een verhoogd zwangerschapsrisico, heeft op 2 mei 2017 een beroepschrift ingediend. De SVB heeft echter betoogd dat het beroepschrift te laat is ingediend en dat er geen voor beroep vatbare beslissing was op 26 september 2016, maar slechts een mededeling. Het College van Beroep heeft geoordeeld dat de weigering van de SVB om ziekengeld toe te kennen wel degelijk een beslissing is waartegen beroep openstaat. Echter, het College heeft vastgesteld dat appellante het beroepschrift pas zeven maanden na de mededeling heeft ingediend, wat buiten de wettelijke termijn valt. Hierdoor is het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2019 door de voorzitter en een lid van het College, in aanwezigheid van de secretaris.

Uitspraak

Uitspraak van 14 februari 2019
CVB nr. 906 van 2017/ AUA201703616
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van
[ Appellante ],
wonende te Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: mr. [ A ],
tegen de beslissing d.d. 27 januari 2015 van de
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
gevestigd te Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Tijdens een controle op 26 september 2016 is appellante bericht dat zij vanaf 20 september 2016 geen recht heeft op ziekengeld wegens een bloedstollingsstoornis met secundair een verhoogd zwangerschapsrisico, waarbij werd verwezen naar een eerdere afwijzende beslissing. Hiervan is aantekening gemaakt op de controlekaart van appellante.
1.2
Hiertegen heeft appellante op 2 mei 2017 onderhavig beroepschrift ingediend.
1.3
Op 4 augustus 2017 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is, met instemming van partijen behandeld door dit College, bestaande uit de voorzitter en het lid namens de werkgeversorganisaties, op de bijeenkomst van 15 november 2018. Op die bijeenkomst waren aanwezig namens de bank mr. B. Every, juridisch adviseur, drs. M. Schaad, verzekeringsarts, en M. de Cuba, controlearts, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd en appellante bij mr. [ B ], die heeft geoccupeerd voor de gemachtigde (voornoemd).

2.DE OVERWEGING

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de weigering van de bank om haar vanaf 20 september 2016 ziekengeld toe te kennen, en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Bij beslissing van 27 januari 2015 heeft de bank terecht ziekengeld aan haar geweigerd in verband met verhoogd zwangerschapsrisico ten gevolge van een stollingsstoornis, omdat deze stoornis c.q. ziekte al bestond voordat zij de hoedanigheid van arbeider in de zin van de LvZv had. Zij is in 2016 weer zwanger geraakt en heeft zich op 20 september 2016 ziek gemeld. Deze ziektemelding had echter niets te maken met voornoemde ziekte, zodat de bank haar ten onrechte geen ziekengeld heeft toegekend. Voorts meent appellante dat zij wel ontvankelijk is in onderhavig beroep, omdat de bank haar niet heeft gewezen op de beroepsmogelijkheid, en de bank had moeten en kunnen begrijpen dat zij het niet eens was met de beslissing nu zij een brief van haar specialist van 6 oktober 2016 bij de bank heeft ingediend, welke brief door de bank als beroepschrift had moeten worden aangemerkt.
2.2
De bank heeft primair geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van appellante, daartoe stellende dat op 26 september 2016 geen voor beroep vatbare beslissing is gegeven, maar dat slechts sprake was van een mededeling met verwijzing naar een eerdere beslissing van 27 januari 2015, die formele rechtskracht heeft. Verder heeft de bank betoogd dat voor zover er wel sprake zou zijn geweest van een beslissing waartegen beroep open staat, het beroepschrift te laat is ingediend en wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
2.3
Het College overweegt als volgt.
2.3.1
Ingevolge artikel 10, lid 1 van de LvZv is tegen een beslissing van de bank binnen drie weken na haar dagtekening schriftelijk beroep mogelijk op dit College, hetwelk in enige en hoogste instantie beslist.
2.3.2
Het onderhavige beroep richt zich tegen de feitelijke en mondeling gegeven weigering van de bank om appellante vanwege haar ziektemelding vanaf 20 september 2016 ziekengeld toe te kennen. Anders dan de bank heeft betoogd, is het College van oordeel dat het hier niet gaat om een enkele mededeling, maar om een beslissing als bedoeld in artikel 10 LvZv, waartegen beroep open staat. Die weigering is immers op rechtsgevolg gericht. In zoverre is appellante dan ook niet niet-ontvankelijk.
2.3.3
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of appellante het onderhavig beroepschrift binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend. Het College beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Appellante heeft op 26 september 2016, tijdens een controle bij de controlearts van de bank, kennis genomen van de thans bestreden beslissing van de bank. Op 6 oktober 2016, dus 10 dagen later, heeft zij bij de bank een verklaring van haar gynaecoloog van dezelfde datum, ingediend, waarin de specialist verklaart waarom bij appellante sprake is van een ‘high risk pregnancy’ en welke medicatie aan haar is voorgeschreven. Deze brief is getekend door de specialist en bevat puur medische informatie en kan, anders dan appellante heeft aangevoerd, niet als een beroepschrift in de zin van de LvZv worden aangemerkt. Na indiening van deze brief heeft appellante pas zeven maanden later, op 2 mei 2018, onderhavig beroepschrift ingediend. Dat is ruim na het verstrijken van de beroepstermijn, zodat het beroep van appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

Het college:
- verklaart het beroepschrift van appellante niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven op 14 februari 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, en E. de Cuba, lid, in tegenwoordigheid van de secretaris.