ECLI:NL:OGEAA:2019:842

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AUA201904391
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en opzegging huurovereenkomst in verband met eigen gebruik met verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen een appellante en een geïntimeerde over de opzegging van een huurovereenkomst. De appellante heeft op 17 december 2019 beroep ingesteld tegen een beschikking van de huurcommissie van 7 november 2019, waarin toestemming werd verleend aan de geïntimeerde om de huurovereenkomst op te zeggen in verband met eigen gebruik van de woning. De appellante betwist de rechtmatigheid van deze opzegging en stelt dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het beroepschrift verschoonbaar is, omdat zij op de laatste dag van de termijn, 14 december 2019, het beroepschrift wilde indienen, maar dit werd geweigerd door de griffie vanwege het ontbreken van een uittreksel van het Bevolkingsregister van de geïntimeerde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de griffie onterecht het beroepschrift van de appellante heeft geweigerd en dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit betekent dat de appellante ontvankelijk is in haar beroep. De rechter heeft echter ook geoordeeld dat de appellante de stellingen van de geïntimeerde over het noodzakelijke eigen gebruik van het gehuurde niet heeft bestreden, waardoor het rechtmatig belang van de geïntimeerde bij de beëindiging van de huurovereenkomst vaststaat.

De rechter heeft het beroep van de appellante ongegrond verklaard en de beschikking van de huurcommissie bevestigd. Tevens is de appellante veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de geïntimeerde zijn begroot op nihil, aangezien de geïntimeerde geen rechtsbijstand heeft gehad. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur en openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.

Uitspraak

Beschikking van 7 juli 2019
Behorend bij E.J. no. AUA201904391
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[appellante],
wonende in Aruba, Citroenstraat 1,
appellante,
hierna ook te noemen: [appellante],
procederend in persoon,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende in Aruba, [woonadres],
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: [geïntimeerde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingediend op 17 december 2019;
- het verweerschrift, ingediend op 2 maart 2020.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Partijen zijn in persoon ter terechtzitting verschenen. [appellante] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift. [geïntimeerde] heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op voormelde reactie van [appellante].
1.3 [
appellante] was met een kennis van haar ter zitting verschenen, die verklaarde dat zij door [appellante] gemachtigd was om haar in het onderhavige geschil te vertegenwoordigen. Het is het Gerecht echter gebleken dat de kennis van [appellante] voornoemd een adviesbureau heeft en beroeps- of bedrijfsmatig als vertegenwoordiger van [appellante] wilde optreden, hetgeen – zoals ter zitting is medegedeeld – bij vast en bestendig beleid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van onder meer Aruba (en daarom ook dit Gerecht) niet is toegelaten. Alleen door voormeld Hof toegelaten zaakwaarnemers en advocaten kunnen en mogen als beroeps- of bedrijfsmatige vertegenwoordigers voor hun clientèle optreden in rechtszaken. Om die reden werd ter zitting aan [appellante] medegedeeld dat alleen zij het beroepschrift mag toelichten.
1.4
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.HET BEROEP

2.1
Bij beschikking van de huurcommissie van 7 november 2019, met kenmerk DHC/HOP/193/19 (hierna: de beschikking), is toegewezen het verzoek van [geïntimeerde] tot toestemming om de tussen haar en [appellante] gesloten huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) met betrekking tot het in Aruba aan de [adres] gelegen woning (hierna: de woning) op te zeggen in verband met eigen gebruik daarvan.
2.2 [
appellante] heeft op 17 december 2019 beroep ingesteld tegen de beschikking bij de griffie van dit Gerecht. [appellante] verzoekt dat het Gerecht (naar het Gerecht begrijpt) de beschikking vernietigt.
2.3 [
geïntimeerde] voert verweer, en concludeert (naar het Gerecht begrijpt) tot bevestiging van de beschikking.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van de Huurcommissieverordening, in verbinding met het vierde lid van artikel 12 daarvan, staat zowel voor [appellante] als huurder als voor [geïntimeerde] als verhuurder gedurende veertien dagen na de dagtekening van de mededeling van de beschikking beroep open bij de rechter in eerste aanleg.
3.2 [
appellante] heeft onbestreden gesteld dat zij het beroepschrift op vrijdag 14 december 2019 is komen indienen bij de balie van het Gerecht, zijnde de laatste dag van de beroepstermijn, maar dat de griffie geweigerd heeft het beroepschrift in ontvangst te nemen. Reden daarvan was volgens [appellante] omdat het uittreksel van het Bevolkingsregister van [geïntimeerde] bij het beroepschrift ontbrak. Volgens [appellante] is de termijnoverschrijding verschoonbaar, omdat zij in persoon procedeert en aan haar geen uittreksel van het Bevolkingsregister van [geïntimeerde] wordt gegeven.
3.3
Het Gerecht stelt voorop dat een beroepschrift niet volledig hoeft te zijn om in te kunnen dienen. De behandelende rechter heeft navraag gedaan bij de balie van het Gerecht en gebleken is dat [appellante] op vrijdag 14 december 2019 haar beroepschrift wilde indienen bij de balie van het Gerecht, dat de in ontvangstneming daarvan geweigerd is omdat een uittreksel van het Bevolkingsregister van [geïntimeerde] ontbrak en dat het beroepschrift vervolgens op maandag 17 december 2019 door de balie van het Gerecht in ontvangst is genomen. De balie van het Gerecht had de in ontvangstneming van het beroepschrift niet mogen weigeren en had het beroepschrift in ontvangst moeten nemen. [appellante] had achteraf haar beroep kunnen aanvullen met stukken. Gelet op het voorgaande is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding en is [appellante] ontvankelijk in haar beroep.
3.4 [
appellante] heeft de in het verweerschrift neergelegde stellingen van [geïntimeerde] ter zake van noodzakelijke eigen gebruik van het gehuurde niet nader bestreden. Vast komt daarom te staan dat het gehuurde voor eigen gebruik van [geïntimeerde] zal dienen en dat [geïntimeerde] daarom een rechtmatig belang heeft bij de beëindiging van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst, zoals terecht geoordeeld door de Huurcommissie. Dat [appellante] mogelijk een vordering heeft op [geïntimeerde] voor de beweerdelijke door haar gedane investeringen in het gehuurde, doet aan het voorgaande niet af. [appellante] kan alsnog een procedure starten om de door haar gestelde investering terug te vorderen van [geïntimeerde]. Eén en ander brengt met zich dat het beroep van [appellante] ongegrond zal worden verklaard onder bevestiging van de beschikking.
3.5 [
appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat [geïntimeerde] in deze procedure niet werd bijgestaan door een daartoe door het Hof toegelaten beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener.
4. DE BESLISSING
Het Gerecht:
- verklaart het beroep van [appellante] ongegrond;
- bevestigt de beschikking van de huurcommissie van 7 november 2019;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.