ECLI:NL:OGEAA:2019:838

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
AUA201903782
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting van een illegaal verblijvende vreemdeling in Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 20 november 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van een vreemdeling van Dominicaanse nationaliteit, die sinds september 2018 illegaal in Aruba verbleef. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot uitzetting dat op 21 oktober 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van het Land om de wet- en regelgeving met betrekking tot de toelating van vreemdelingen strikt te handhaven, zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling om een verblijfsvergunning te regelen na een jaar van illegaal verblijf. De vreemdeling had geen geldige verblijfsvergunning en was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf, wat zijn situatie verergerde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van het bevel tot uitzetting en wees het verzoek van de vreemdeling af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 20 november 2019
Lar nr. AUA201903782

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak
op het verzoek in de zin van artikel 54 van
de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

van Dominicaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 21 oktober 2019 (de bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 29 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Op 30 oktober 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 november 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is terstond gedaan.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat verzoeker op 21 oktober 2019 is overgedragen aan de afdeling Vreemdelingentoezicht nadat hij voorwaardelijk op vrije voeten is gesteld, dat gebleken is dat verzoeker sinds zijn echtscheiding op14 september 2018 geen aanvraag heeft ingediend voor een geldige verblijftitel en dat hij thans zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, terwijl zijn illegale verblijf op Aruba niet behoeft te worden gedoogd. Aan verzoeker is een termijn van 0 dagen gegeven om Aruba te verlaten.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat verzoeker als voorwaarde bij zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling opgelegd heeft gekregen, dat hij Aruba meteen moet verlaten.
1.2
Verzoeker kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met een toerist in de zin van artikel 15, lid 2 van het Toelatingsbesluit 2009 gelijkgesteld had moeten worden, waarbij hem een termijn van 30 dagen had moeten gegund om het Land vrijwillig te verlaten, en dat het hem opgelegde terugkeerverbod van 96 maanden in strijd is met het door verweerder gehanteerde beleid daarover. Verzoeker verzoekt om het bestreden bevelschrift tot uitzetting te schorsen ter voorkoming van onevenredig nadeel, nu een aanzienlijke kans bestaat dat de bestreden beschikking niet in stand zal blijven, omdat de geconstateerde gebreken niet met terugwerkende kracht kunnen worden hersteld.
Het wettelijk kader
Voor zover hier van belang kunnen ingevolge artikel 15, lid 1 worden uitgezet:
a. personen die na hun toelating van rechtswege of na intrekking van hun vergunning tot verblijf, niet binnen een te stellen termijn Aruba hebben verlaten;
b. personen, voor wie ingevolge deze landsverordening toelating is vereist en wier verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of veiligheid niet wenselijk wordt geacht.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister van justitie, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode, van ten hoogste acht jaar, waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd.
Feiten
3.1
In dit geval staat het volgende vast.
3.1.1
Verzoeker, geboren op 8 november 1985 in de Dominicaanse Republiek en van Dominicaanse nationaliteit, is op 22 mei 2014 in Aruba getrouwd met een vrouw van Nederlandse nationaliteit. Op 28 januari 2015 is aan verzoeker een verklaring afgegeven dat hij van rechtswege is toegelaten op grond van artikel 3, lid 1, sub g van de Ltu, zolang hij gehuwd en inwonend is bij zijn echtgenote. Bedoeld huwelijk is door echtscheiding ontbonden op 14 september 2018.
3.1.2
Verzoeker is in juli 2018 strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één voorwaardelijk, en met een proeftijd van 2 jaar wegens poging doodslag. Bij ministeriële beschikking van 17 oktober 2019 heeft verweerder besloten verzoeker eerder in aanmerking te laten komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.), en wel met ingang van 21 oktober 2019, onder de voorwaarde dat hij Aruba verlaat en niet terugkeert binnen het Koninkrijk voordat het recht tot uitvoering van de vrijheidsstraf is verjaard.
3.1.3
Op 21 oktober 2019 is verzoeker (rond 17.00 uur) vanuit het Korrektie Instituut Aruba (KIA) overgedragen aan de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba, waarna diezelfde dag om 22.15 uur de bestreden beschikking aan verzoeker is uitgereikt.
Beoordeling
4.1
De voorzieningenrechter constateert dat in de bestreden beschikking foutief staat vermeld dat verzoeker op 1 februari 2019 Aruba als toerist is binnengekomen, en dat hij vanaf 7 februari 2019 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft. Immers, verzoeker zat vanaf juli 2018 tot oktober 2019 zijn straf uit in het KIA, zodat hij op 1 februari 2019 niet als toerist Aruba heeft kunnen binnenkomen. Deze fout kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure echter nog worden hersteld, nu wel vast staat dat verzoeker vanaf 14 september 2018 in verband met het vervallen van zijn toelating van rechtswege, geen geldige verblijfstitel meer heeft om in Aruba te verblijven, en dat hij ingevolge de voorwaarde van zijn v.i. gegeven op 21 oktober 2019, Aruba aanstonds dient te verlaten.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder op grond van artikel 15, lid 1 onder sub a jo. sub b van de Ltu, bevoegd is verzoeker uit te zetten. Dat in de bestreden beschikking als grondslag artikel 15, lid 1 onder sub d Ltu is genoemd, maakt dit niet anders.
4.2
De voorzieningenrechter ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot uitzetting. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Zoals hierboven overwogen heeft verzoeker vanaf september 2018 geen verblijfstitel om in Aruba te mogen verblijven. Bovendien moet zijn aanwezigheid hier te lande niet wenselijk worden geacht, gelet op de aan zijn v.i. na een gevangenisstraf wegens een ernstig strafbaar verbonden voorwaarde. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op goede grond de vertrektermijn gesteld op 0 dagen. Het belang van het Land om de wet- en regelgeving met betrekking tot toelating van vreemdelingen strikt te handhaven weegt in dit geval zwaarder dan het belang van verzoeker om orde op zaken te stellen.
4.3
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat er geen grond bestaat voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.