1.2Ingevolge artikel 23, eerste lid van de Lv VOG mag de aangewezen ambtenaar bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie in de tegenwoordige of in de vroegere woonplaatsen of verblijfplaatsen van betrokkene;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2. Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ter verkrijging van een pas om het terrein van de [X] NV te kunnen betreden.
3. Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager twee openstaande zaken op zijn strafkaart heeft staan, namelijk een diefstal onder verzwarende omstandigheden uit 2017, en een mishandeling c.q. zware mishandeling c.q. poging doodslag uit april 2019. De aard en ernst van deze strafbaar feiten vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moet worden geweigerd.
Hoewel klager niet is veroordeeld ter zake van deze strafbare feiten, geven de ernstig strafbare feiten waarvan hij verdacht wordt een negatieve indruk van zijn integriteit. Dit vormt een belemmering voor het verkrijgen van de verzochte vog nu integriteit voorop staat bij het verkrijgen van een pas om zich op het terrein van de [X] te begeven. Aldus verweerder. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat de officier van justitie voornemens is klager binnen korte termijn te dagvaarden.
4. Klager heeft betoogd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten de afgifte van een pas om het terrein van de [X] te kunnen betreden om aldaar werkzaamheden te verrichten. Klager heeft daartoe aangevoerd, dat hij weliswaar fouten heeft begaan maar dat hij zijn leven wil beteren, in zijn eigen levensonderhoud wil kunnen voorzien en een positieve bijdrage wil leveren aan het Land, en dat hij – gelet op zijn relatief jonge leeftijd – een kans verdient om dit alles te kunnen bewerkstelligen. Hij heeft een mavo-diploma en is sinds kort werkzaam bij zijn huidige werkgever [Q] als helper/leerjongen van de elektricien, tegen een brutoloon van Afl. 15,- per uur. De elektricien werkt ook op het terrein van de [X] en hij zou dan mee moeten gaan. Klager heeft twee weken gewerkt en zit nu thuis in afwachting van het resultaat van deze procedure.
Ten aanzien van de openstaande zaken op zijn strafkaart heeft hij het volgende aangevoerd. De persoon die hij heeft aangevallen is een bekende van hem, die hem en zijn familieleden al enige tijd lastig viel en achtervolgde. Op een gegeven moment werd klager het zat en toen hij die persoon bij een supermarkt zag is hij zonder verder na te denken op hem afgestapt met een kapmes in zijn hand. Wat betreft de diefstal uit 2017, heeft klager aangevoerd dat hij destijds 17 jaar oud was en op de mbo zat. Omdat hij toen is aangehouden en in detentie zat, kon hij de toetsen niet meer maken en is hij van school gegaan.
5. Het gerecht is, in aanmerking genomen de aard en ernst van de strafbare feiten waarvoor klager wordt verdacht, namelijk een diefstal onder verzwarende omstandigheden en een mishandeling (met een wapen) c.q. poging doodslag, en het voornemen van de officier van justitie om klager op korte termijn voor deze feiten te dagvaarden, van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van de betrouwbaarheid en integriteit van personen die binnen dan wel op het terrein van de [X] werkzaam zijn, hoge eisen dienen te worden gesteld. Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt reeds om deze reden. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
6. Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.