ECLI:NL:OGEAA:2019:823

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
AUA201904159
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van uitzettingsbevel in asielprocedure van Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 december 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van een uitzettingsbevel. De verzoeker, een Venezolaanse man, was in augustus 2018 clandestien Aruba binnengekomen en had kort daarna asiel aangevraagd. Op 17 november 2019 werd hij door de afdeling Vreemdelingentoezicht aangehouden en kreeg hij een uitzettingsbevel met een vertrektermijn van 0-dagen opgelegd. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze beschikking, stellende dat hij niet kon worden uitgezet voordat er op zijn asielaanvraag was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker ten tijde van de bestreden beschikking niet uitzetbaar was, omdat zijn asielaanvraag nog niet was beoordeeld. De rechter concludeerde dat het bevel tot uitzetting onzorgvuldig tot stand was gekomen, aangezien het niet was vermeld dat de verzoeker een asielverzoek had ingediend. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat er een redelijke kans bestond dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zou blijven.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het bevel tot uitzetting geschorst, ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de verzoeker. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 11 december 2019
Lar nr. AUA201904159

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ)

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 17 november 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 26 november 2019 bezwaar gemaakt.
Op 27 november 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 december 2019. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoeker is in augustus 2018 clandestien per boot Aruba binnengekomen.
2.2
Op 23 augustus 2018 heeft verzoeker verzocht om asiel. Kort daarna heeft verzoeker bij DIMAS een formeel asielverzoek gedaan.
2.3
Op 17 november 2019 is verzoeker door de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba aangehouden tijdens een surveillance.
2.4
Bij bestreden beschikking van 17 november 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen. Daarbij is aan verzoeker een vertrektermijn van 0-dagen opgelegd.
2.5
Verzoeker zal op 11 december 2019 bericht krijgen over de beslissing op zijn asielverzoek.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker:
- sinds augustus 2018 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel;
- niet staat ingeschreven in de registers;
- illegaal aan het werk was.
Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij ruim voorafgaand aan de bestreden beslissing reeds een formeel asielverzoek had ingediend, zodat ten onrechte aan hem een bevelschrift tot uitzetting met een vertrektermijn van 0-dagen is opgelegd.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Verzoeker heeft in augustus 2018 asiel aangevraagd bij DIMAS conform de voorgeschreven procedure.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat in het bevelschrift tot uitzetting van 17 november 2019 niet is vermeld dat verzoekster in augustus 2018 een asielverzoek heeft ingediend. Verweerder heeft hiermee kennelijk geen rekening gehouden. Reeds daarom is de bestreden beschikking onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd.
7. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verzoeker niet kan worden uitgezet voordat op zijn asielaanvraag is beslist. Ten tijde van het nemen van de bestreden beschikking was verzoeker derhalve niet uitzetbaar. Verweerder heeft dan ook ten onrechte aan verzoeker een vertrektermijn van 0-dagen opgelegd.
8. Gelet op het voorgaande bestaat er een redelijke kans dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Nu het bevelschrift tot uitzetting eveneens ten grondslag ligt aan de aan verzoeker opgelegde vreemdelingenbewaring, zal het gerecht het bevelschrift tot uitzetting schorsen ter voorkoming van onevenredig nadeel van verzoekster. De schorsing betekent onder meer dat de bewaring moet worden opgeheven.
9. Het gerecht schorst de bestreden beschikking.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
- Wijst het verzoek toe en schorst de bestreden beschikking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.