Op 18 december 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Venezolaanse vrouw, had bezwaar gemaakt tegen een uitzettingsbevel dat op 19 oktober 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. Dit bevel volgde op een controle waarbij verzoekster geen geldige verblijfsvergunning kon tonen. Verzoekster had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen belangrijke wijzigingen van feiten of omstandigheden waren die een herhaald verzoek om voorlopige voorziening rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de behandeling van de vergunningaanvraag binnen drie weken geen nieuw feit was dat de eerdere beslissing kon beïnvloeden. Daarom werd het verzoek om schorsing van het uitzettingsbevel afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.