ECLI:NL:OGEAA:2019:820
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek op basis van Vluchtelingenverdrag en EVRM
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielverzoek. Verzoekster, van Venezolaanse nationaliteit, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 30 september 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was afgewezen. Deze afwijzing werd op 13 november 2019 aan verzoekster bekendgemaakt, waarna zij op 14 november bezwaar maakte en een verzoekschrift indiende bij het gerecht.
Tijdens de zitting op 4 december 2019 heeft verzoekster verklaard dat zij vreest voor vervolging in Venezuela, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na terugkeer naar Venezuela daadwerkelijk vervolging zal ondervinden in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was dat verzoekster onderworpen zou worden aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bezwaar tegen de bestreden beschikking geen redelijke kans van slagen heeft. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.