ECLI:NL:OGEAA:2019:819

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
454/19
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 december 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 15 juni 2019 in Aruba het slachtoffer met een mes in de hals gestoken. Tijdens de rechtszitting op 29 november 2019 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van dertig maanden geëist, waarvan tien maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de getuigen en het onderzoeken van het bewijs, heeft het Gerecht geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot doodslag. Het Gerecht heeft de straf gematigd en een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het Gerecht heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De context van de zaak, waaronder de alcoholconsumptie en de eerdere ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer, zijn ook in overweging genomen. De verdachte heeft berouw getoond en heeft de politie onmiddellijk na het voorval gebeld. Het Gerecht heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 2019/06422
Zaaknummer: 454/19
Uitspraak: 13 december 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] in [geboorteland],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2019. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.N. Canwood, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en reclasseringstoezicht.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 15 juni 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer], met een (Stanley)mes, in de hals(rechts), althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 15 juni 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk gewelddadig die [slachtoffer] met een (Stanley)mes, in de hals(rechts), althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 15 juni 2019 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes, zijnde een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer] met een (Stanley)mes, in de hals(rechts), althans het lichaam, heeft gestoken, waardoor deze werd gewond en/of pijn ondervond.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks15 juni 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer], met een
(Stanley)mes, in de hals
(rechts), althans het lichaam,heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 17 juni 2019 (bijlage 8), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de aangever:
Op 15 juni 2019 had de eigenaar van Manuelito’s mij gevraagd om samen naar de prullenbakken buiten te lopen. Terwijl ik een vuilniszak weggooide voelde ik dat iemand mij van achteren bij mijn nek greep. Ik draaide mij om en zag [bijnaam verdachte] daar staan. [naam getuige] stelde mij in kennis dat ik aan het bloeden was. Ik zag dat [bijnaam verdachte] een stanleymes in zijn hand had.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 november 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Op 15 juni 2019 heb ik [slachtoffer] na een ruzie gestoken. Ik zag iets op de grond liggen, heb dat opgepakt en [slachtoffer] daarmee gestoken.
3. Een geschrift, te weten Clinic Notes van Dr. Horacio E. Oduber Hospital van 15 juni 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Patient: [slachtoffer], Jose N.
Lichamelijk onderzoek: net boven clavicula rechts wond van ongeveer 1,5 cm, scherpe wondranden. Rondom de wond subcutaan emfyseem. Tevens subcutaan emfyseem in de hals.
Conclusie: Steekverwonding hals rechts net boven clavicula waarbij subcutaan emfyseem dd: hypopharynx verwonding danwel longtop.
4. Eigen waarneming van de rechter ter terechtzitting van 29 november 2019. De rechter neemt waar dat op de foto in de bijlage bij het proces-verbaal foto’s plaats delict van 21 november 2019 een lemmet van een mes van ongeveer 11,5 cm lang is te zien.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit kan worden geconcludeerd dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer.
Het Gerecht stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte de aangever van achteren heeft vastgegrepen en met een mes in de hals heeft gestoken. Het slachtoffer heeft daardoor een steekwond in de hals opgelopen, waarbij een verwonding aan het strottenhoofd dan wel de longtop en onderhuidse lucht rondom de wond en in de hals is ontstaan. Naar het oordeel van het Gerecht volgt hieruit dat met enige kracht moet zijn gestoken. Het Gerecht is van oordeel dat op korte afstand en met enige kracht steken met een mes in de halsstreek naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer oplevert. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de halsstreek vitale organen en vitale slagaders bevinden en dat verwondingen aan dergelijke vitale delen levensbedreigend kunnen zijn en tot de dood kunnen leiden. Verdachte moet hiervan eveneens op de hoogte zijn geweest. Het Gerecht is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op de dood van de aangever dat het – behoudens contra-indicaties die in het onderhavige geval niet aannemelijk zijn geworden – niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op die gevolgen heeft aanvaard. Het Gerecht acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
primair: poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweer(exces) en heeft daarvoor aangevoerd dat verdachte het slachtoffer uit noodweer heeft gestoken, omdat hij enkele seconden daarvoor door het slachtoffer met de vuist in het gezicht was geslagen.
Het Gerecht verwerpt dit beroep, omdat de door de verdediging aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk is geworden. Het Gerecht stelt op basis van de verklaringen van de aangever en getuige [naam getuige] de volgende feitelijke gang van zaken vast. De aangever heeft verdachte tijdens een discussie op 15 juni 2019 tweemaal met zijn vuist in het gezicht geslagen en is vervolgens naar Manuelito’s bar gelopen. In Manuelito’s bar heeft de aangever met [naam getuige] gesproken en daarna is de aangever met [naam getuige] naar buiten gegaan om vuilnis weg te brengen, alwaar hij van achteren door verdachte werd vastgegrepen en gestoken met een mes. De verklaring van verdachte dat er sprake was van één gebeurtenis, waarbij verdachte het slachtoffer heeft gestoken enkele seconden nadat hij door het slachtoffer was geslagen, vindt geen steun in het dossier. Het verweer mist derhalve feitelijke grondslag. Het beroep op noodweerexces dient ook te worden verworpen. Voor zover er sprake was van een eerdere noodweersituatie die reeds ten einde was gekomen, is het Gerecht van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de gedraging van verdachte het onmiddellijk gevolg was van een hevige gemoedsbeweging die was veroorzaakt door deze voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan verdachte te verwijten en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het Gerecht heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer met een mes in de hals te steken. Dit is een ernstig feit en door op deze wijze te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het levensgevaarlijke handelen van verdachte niet tot ernstig letsel heeft geleid is een kwestie van geluk geweest en is niet aan verdachte te danken. Hoewel het Gerecht verdachte zeer kwalijk neemt dat hij op deze wijze heeft gehandeld houdt het Gerecht wel rekening met de context waarin een en ander zich heeft afgespeeld. Verdachte en het slachtoffer waren vrienden maar hebben op de bewuste dag ruzie gekregen over een weddenschap. Ze verkeerden allebei (zwaar) onder invloed van alcohol en ook het slachtoffer heeft zich niet onbetuigd gelaten door op een eerder moment die avond geweld te gebruiken tegen verdachte. Nadat verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken heeft hij vrijwel onmiddellijk de politie gebeld. Verdachte heeft vervolgens een bekentenis afgelegd en met de politie meegewerkt. Ook ter zitting heeft verdachte berouw getoond. Het slachtoffer is bovendien naar de terechtzitting gekomen om erop toe te zien dat het incident niet te groot wordt gemaakt.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is een 60-jarige man die, zo blijkt uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder door de strafrechter onherroepelijk is veroordeeld. Uit de reclasseringsrapportage van 25 september 2019 komt naar voren dat het recidiverisico laag wordt ingeschat.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht heeft acht geslagen op de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting, maar ziet gelet op de context waarin een en ander zich heeft afgespeeld, de houding van verdachte, het feit dat verdachte een first offender is, het lage recidiverisico en de leeftijd van verdachte aanleiding om daarvan af te wijken. Het Gerecht komt, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met reclasseringstoezicht passend en geboden is. Verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 en 1:67 van Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S. Verheijen, bijgestaan door
mr. N. Wilmink, (zittingsgriffier), en op 13 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba (divisie algemene recherche) d.d. 24 juni 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-079/19.