ECLI:NL:OGEAA:2019:813

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
AUA201900530
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident tot vrijwaring in de zaak van Rabohypotheekbank N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft Rabohypotheekbank N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde in de hoofdzaak. De vordering betreft een bedrag van 91.791,91 euro, vermeerderd met een boeterente van 6,7% per jaar, en de proceskosten. De gedaagde heeft verzocht om vrijwaring van een derde partij, aangeduid als [Belanghebbende], op basis van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gedaagde stelt dat [Belanghebbende] ook partij is bij de overeenkomst en dat zij belang heeft bij de oproeping van deze persoon in vrijwaring.

Het Gerecht heeft in het incident tot vrijwaring geoordeeld dat de gedaagde voldoende belang heeft bij de oproeping van [Belanghebbende]. Het verzoek tot oproeping in vrijwaring is dan ook toegewezen. De beslissing over de proceskosten in dit incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit vonnis is uitgesproken op 20 november 2019 door rechter mr. J. Sap, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 20 november 2019
Behorend bij A.R. no. AUA201900530
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot vrijwaring in de zaak van:
de vennootschap naar Nederlands recht
RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
te Nederland,
hierna ook te noemen: Rabohypotheekbank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.L.J.J.P. Willems,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de incidentele conclusie van [Gedaagde];
- de conclusie van antwoord in het incident van Rabohypotheekbank.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2.HET VERZOEK

2.1
Rabohypotheekbank vordert in de hoofdzaak – kort gezegd – dat het Gerecht [Gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan Rabohypotheekbank te betalen een bedrag van 91.791,91 euro, te vermeerderen met de boeterente ad 6,7% per jaar, met veroordeling van [Gedaagde] in de proceskosten.
2.2 [
Gedaagde] meent gronden te hebben om van [Belanghebbende] vrijwaring te vorderen en verzoekt op voet van artikel 71 Rv oproeping van deze persoon te bevelen.
2.3 [
Gedaagde] grondt het vrijwaringsverzoek erop dat [Belanghebbende] ook partij is bij de overeenkomst en zij belang heeft om [Belanghebbende] in vrijwaring op te roepen.
2.4
Rabohypotheekbank heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het gerecht.

3.DE BEOORDELING

In het incident tot vrijwaring
3.1
Voor toewijzing van de vordering tot oproeping in vrijwaring is voldoende dat blijkt dat de waarborg krachtens zijn rechtsverhouding tot de gewaarborgde verplicht is om de nadelige gevolgen van een veroordeling van de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Tussen de vordering in de hoofdzaak en de vordering in vrijwaring hoeft geen rechtstreeks verband te bestaan. Evenmin is vereist dat de waarborg verplicht is om de gewaarborgde in de procedure bij te staan. Indien aan het vereiste voor het toestaan van oproeping in vrijwaring in beginsel is voldaan dient de rechter over te gaan tot een onderzoek van de belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering teneinde te kunnen beoordelen of de oproeping tot vrijwaring in de omstandigheden van het geval op haar plaats is en meer in het bijzonder of daarvan wellicht onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is.
3.2
In het licht van de stellingen van [Gedaagde] is het gerecht van oordeel dat zij er belang bij heeft om [Belanghebbende] in vrijwaring op te roepen, zodat het verzoek wordt toegestaan.
3.3
De beslissing over de proceskosten van dit incident wordt aangehouden tot in de hoofdzaak wordt beslist.

4.DE UITSPRAAK:

Het gerecht:
in het incident tot vrijwaring:
wijst het verzoek toe;
beveelt
[Belanghebbende], wonende te [adres] in Aruba, in vrijwaring op te roepen tegen de zitting van
woensdag 8 januari 2020, onder overlegging van het inleidend verzoekschrift in de hoofdzaak, de incidentele conclusie van eis tot oproeping in vrijwaring en dit vonnis in het incident, ten einde te worden gehoord op de vordering tot veroordeling van
[Belanghebbende]om aan Rabohypotheekbank te vergoeden, hetgeen waartoe [Gedaagde] in de hoofdzaak jegens Rabohypotheekbank zal worden veroordeeld;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 8 januari 2020voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.