Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE BEOORDELING
5.DE UITSPRAAK
8 januari 2020voor akte uitlating bewijsopdracht (P1) aan de zijde van eiseres.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert de eiseres, HEDHAR B.V., een terugbetaling van € 30.000,- van de gedaagde, die beweert dat er geen geldleningsovereenkomst is gesloten. De eiseres stelt dat op 18 maart 2016 een bedrag van € 30.000,- is overgemaakt naar de rekening van de gedaagde onder de mededeling van een overeenkomst van geldlening. De gedaagde heeft echter betwist dat er sprake is van een geldlening en stelt dat het bedrag een schenking was van de directeur van de eiseres aan zijn dochter. De eiseres heeft als bewijs een onderhandse akte van de geldlening overgelegd, maar de gedaagde heeft deze betwist en stelt dat de akte niet voldoet aan de vereisten voor dwingend bewijs.
De rechter overweegt dat de onderhandse akte, volgens artikel 136 lid 2 Rv, dwingend bewijs oplevert, maar dat dit niet van toepassing is omdat de akte niet handgeschreven is of voorzien van een goedschrift. Hierdoor heeft de akte slechts vrije bewijskracht. De bewijslast ligt bij de eiseres, die in de gelegenheid wordt gesteld om bewijs te leveren van de geldleningsovereenkomst. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte uitlating bewijsopdracht aan de zijde van eiseres, waarbij zij moet aangeven op welke wijze zij bewijs wil leveren.
De uitspraak van de rechter biedt de eiseres de mogelijkheid om getuigen te horen of bewijsstukken over te leggen om aan te tonen dat er een geldleningsovereenkomst is gesloten. De rechter heeft ook richtlijnen gegeven voor het indienen van bewijs en het horen van getuigen, en de zaak is verwezen naar de rol voor verdere behandeling.