ECLI:NL:OGEAA:2019:786

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
AUA201901994
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de vraag naar dringende reden en onverwijldheid in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft verzoeker, een werknemer van CROWN TRADING N.V., op 10 september 2012 zijn dienstverband aangevangen. Op 19 maart 2019 werd hij voor drie dagen geschorst zonder behoud van loon, waarna hij op 23 maart 2019 op staande voet werd ontslagen. Het ontslag volgde na herhaaldelijke waarschuwingen voor te laat komen op het werk. Verzoeker heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen, stellende dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter heeft vastgesteld dat de werkgever, na het constateren van het te laat komen, op dezelfde dag nog actie heeft ondernomen en dat de drie dagen die volgden voor nader onderzoek zijn benut. Dit werd als een redelijke termijn beschouwd, waardoor de eis van onverwijldheid is voldaan.

Wat betreft de dringende reden heeft de rechter overwogen dat verzoeker herhaaldelijk is gewaarschuwd en geschorst voor zijn gedrag. De werkgever heeft aangetoond dat verzoeker op 19 januari 2019 was gewaarschuwd dat bij een volgende overtreding ontslag zou volgen. De rechter concludeert dat het gedrag van verzoeker, gezien de voorgeschiedenis en de waarschuwingen, voldoende was voor het aannemen van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De vorderingen van verzoeker zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 26 november 2019
Behorend bij E.J. AUA201901994
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
CROWN TRADING N.V. h.o.d.n. Diamonds International Watch & Design,
gevestigd in Aruba,
VERWEESTER,
gemachtigden: mrs. M. Bemer en D.E.T. Rasmijn,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 14 juni 2019;
- het verweerschrift, overgelegd op 1 oktober 2019;
- de aanvullende productie zijdens verweerster, ingediend op 9 oktober 2019;
- de mondelinge behandeling op 15 oktober 2019.
1.2
Aan partijen is medegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Verzoeker is op 10 september 2012 als “Sales Associate” in loondienst getreden van verweerster.
2.2
In artikel 2 van de arbeidsovereenkomst is voor zover hier van belang het volgende opgenomen.
“(…)
d. Not withstanding the stipulations regarding termination as stipulated by Aruban law, employer may terminate this agreement without notice in case of an urgent reason. Parties agree that any of the following events contain an urgent reason for dismissal:
(...)
vii. when the employee, in disregard of previous warnings, is late on the job;
viii. when the employee stays away from the job without reason or permission from the employer.”
2.3
In artikel 8 van de arbeidsovereenkomst is voor zover hier van belang het volgende opgenomen.
“a. Each employee must adhere to the company rules and regulations and act as a ‘good employee’. If and when rules and regulations are violated, disciplinary actions will be taken.
b. Disciplinary action may consist of:
i. verbal warning;
ii. written warning;
iii. suspension without pay for a maximum of 12 days;
iv. immediate dismissal.
(…)”
2.4
Op 19 maart 2019 werd verzoeker door verweerster voor drie dagen geschorst zonder behoud van loon hangende het onderzoek naar hetgeen zich diezelfde dag heeft voorgedaan.
2.5
Verzoeker is bij brief van 23 maart 2019 op staande voet ontslagen. De schriftelijke kennisgeving van het ontslag luidt, voor zover van belang, als volgt:
“On Tuesday March 19th, 2019 you were suspended 3 days with pay pending investigation, after you message at 9:50 am that you are going to be late for the 10:00 am shift, because you thought that the shift is at 10:30 am.
The investigation showed that again, on different occasions, you reported late for work.
You have been warned verbally, written and suspension about the importance of coming in on time and reporting for work.
I refer to the written warning dated May 24th, 2018, suspension date July 02nd, 2018, final warning dated July 03rd, 2018, suspension dated December 4t, 2018, suspension final warning dated January 19, 2019 and suspension dated March 19th, 2019.
During the past months there have been numerous incidents in which you have not abided to the rules and regulations of the company.
You have received many chances to enhance your performance, but to no avail.
You are hereby advised that your employment with the Company has been terminated effective immediately.
(…)”
2.6
Verzoeker heeft bij brief van 17 april 2019 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.DE VORDERING

3.1
Verzoeker verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
- verzoeker toestemming verleent om kosteloos te procederen;
- het aan verzoeker verleende ontslag op staande voet nietig verklaart;
- verweerster veroordeelt om aan verzoeker het salaris vanaf datum ontslag te betalen en te blijven betalen voor zolang het dienstverband rechtsgeldig voortduurt, vermeerderd met de wettelijke verhoging;
- verweerster beveelt om verzoeker binnen zeven dagen na betekening van deze beslissing weder te werk te stellen in zijn reguliere functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 100,- per dag of gedeelte daarvan dat zij dat bevel niet opvolgt;
- verweerster veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Verzoeker grondt het verzoek erop dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Verzoeker betwist de onverwijldheid van het gegeven ontslag en de daaraan ten grondslag gelegde dringende reden.
3.3
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk verstrekt bewijs van onvermogen blijkt dat verzoeker niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan verzoeker zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
Onverwijldheid
4.2
De stelling van verzoeker dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven wordt verworpen. Het Gerecht stelt vast dat verweerster verzoeker, na de constatering van het te laat verschijnen van verzoeker op het werk op 19 maart 2019, diezelfde dag nog op non-actief heeft gesteld en op 23 maart 2019 op staande voet heeft ontslagen. Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat zij de drie tussenliggende dagen heeft benut voor nader onderzoek, namelijk het plegen van intern overleg en het inwinnen van advies over de op te leggen disciplinaire maatregel van ontslag op staande voet. Gezien de geringe ernst van het incident op 19 maart 2019 is het te billijken dat verweerster nader onderzoek heeft gepleegd voordat zij de verstrekkende maatregel van ontslag op staande voet heeft opgelegd. Het Gerecht acht hiervoor drie dagen een redelijke termijn. Verweerster heeft dan ook voldoende voortvarend gehandeld en aan het vereiste van onverwijldheid is voldaan.
Dringende reden
4.3
Aan de orde is de vraag of verzoeker verweerster een dringende reden heeft gegeven die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.4
Ingevolge artikel 7A:1615o BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder gelijktijdige mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7A:1615p lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7A:1615o BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren.
4.5
Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zou hebben. Voorts dient in de beoordeling te worden betrokken dat een ontslag op staande voet een uiterste middel is.
4.6
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker herhaaldelijk is gewaarschuwd en geschorst in verband met het te laat komen op het werk. Uit de context van de ontslagbrief blijkt dat er meer voorvallen zijn voorgedaan dan vermeld. Ondanks herhaaldelijk te zijn gewaarschuwd en geschorst, vanwege onder meer ongeoorloofd te laat op het werk verschijnen, heeft verzoeker zijn gedrag niet aangepast. Uit de stukken is voorts gebleken dat verzoeker op 19 januari 2019 werd geschorst vanwege te laat komen en dat aan hem is medegedeeld dat, als hij nogmaals te laat zou komen, hij ontslagen zou worden. Verzoeker heeft dit niet betwist. Vervolgens is hij toch weer op 19 maart 2019 te laat gekomen. Van verweerder kan niet worden gevergd dergelijk gedrag te blijven dulden. Daarbij neemt het Gerecht in aanmerking dat verweerster onweersproken heeft aangevoerd dat zij veel belang bij heeft van het op tijd verschijnen op het werk. De winkel kan immers niet open, waardoor verkoopmogelijkheden onbenut blijven. Dit is door verzoeker ook niet betwist. Gelet op de voorgeschiedenis en het feit dat verzoeker een gewaarschuwd man was, was het incident op 19 maart 2019, gelet op de eerdere waarschuwingen en maatregelen, voldoende voor het aannemen van een dringende reden die de verstrekkende maatregel van ontslag op staande voet kan dragen.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen worden afgewezen.
4.8
Verzoeker zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
- verleent verzoeker toestemming om kosteloos te mogen procederen;
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt verzoeker in de kosten van de procedure, die tot de datum van de uitspraak aan de kant van verweerster worden begroot op Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.