ECLI:NL:OGEAA:2019:779

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
AUA201902193
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een buitenlands vonnis inzake gezag over een minderjarige

Op 3 december 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak betreffende de erkenning van een buitenlands vonnis inzake gezag over een minderjarige. Verzoekster, de grootmoeder van de minderjarige, had een verzoek ingediend om een verklaring te verkrijgen die noodzakelijk was voor het aanvragen van een verblijfsvergunning voor de minderjarige. Dit verzoek was gebaseerd op een eerder vonnis van de Sala Civil del Tribunal de Niños, Niñas y Adolescentes del Distrito Judicial de Santo Domingo, waarin de ouders van de minderjarige het gezag, de verzorging en opvoeding aan verzoekster hadden overgedragen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 juli 2019 was ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar op 17 september 2019 en een mondelinge behandeling op 24 september 2019. Tijdens deze zitting waren verzoekster en de gemachtigde van de ambtenaar aanwezig. De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek een gerecht een verklaring voor recht kan afgeven, maar dat de buitenlandse uitspraak in dit geval niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand, omdat dit register geen informatie over voogdij of gezag over minderjarigen bevat.

Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van verzoekster afgewezen, met de overweging dat de erkenning van het buitenlandse vonnis niet mogelijk was binnen de geldende wetgeving. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 3 december 2019
behorend bij EJ. nr. AUA201902193
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de Dominicaanse Republiek,
de minderjarige,
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,hierna: de ambtenaar,
gemachtigde: mr. A.M. Els.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 1 juli 2019,
  • het advies van de ambtenaar, ingediend op 17 september 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 24 september 2019, waar zijn verschenen verzoekster in persoon en de ambtenaar bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Verzoekster is de grootmoeder aan vaderszijde van de minderjarige.
2.2
Voor zover hier van belang heeft de rechter bij vonnis van de
Sala Civil del Tribunal de Niños, Niñas y Adolescentes del Distrito Judicial de Santo Domingovan 28 mei 2019, de overeenkomst tussen verzoekster, en [naam moeder], zijnde de moeder van de minderjarige, en [naam vader], zijnde de vader van de minderjarige, waarbij de ouders het gezag, de verzorging en opvoeding (
“guarda, tutela y custodia”) over de minderjarige hebben overdragen aan de verzoekster, bekrachtigd.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde uitspraak van 28 mei 2019. Daartoe is aangevoerd dat een van de vereisten voor het indienen door verzoekster, als gezagdraagster van de minderjarige, van een aanvraag bij de DIMAS voor een verblijfsvergunning ten behoeve van de minderjarige is, dat voornoemd vonnis door dit gerecht is erkend.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane uitspraak overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde uitspraak van 28 mei 2019 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent voogdij c.q. gezag over minderjarigen bevatten. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van dinsdag 3 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.