ECLI:NL:OGEAA:2019:777

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
AUA201902104
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag over minderjarige zoon in het kader van artikel 1:253c BWA

In deze zaak heeft de vader, wonende in Nederland, verzocht om wijziging van het gezag over zijn minderjarige zoon, geboren uit de affectieve relatie met de moeder, die het gezag momenteel alleen uitoefent. De vader heeft zijn verzoek ingediend op 21 juni 2019, met als doel om alleen met het gezag over de zoon te worden belast, subsidiair om gezamenlijk gezag met de moeder te verkrijgen. De vader heeft aangevoerd dat er een sterke band bestaat tussen hem en zijn zoon, en dat hij wenst dat de zoon bij hem in Nederland komt wonen. Hij heeft ook zorgen geuit over de veiligheid van de zoon, die eerder aan de Voogdijraad was toevertrouwd vanwege klachten van seksueel misbruik. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek om gezamenlijk gezag, maar wel tegen het verzoek om alleen gezag en het hoofdverblijf van de zoon bij de vader te bepalen. De Voogdijraad heeft aangegeven dat het niet in het belang van de zoon is om hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen.

De rechter heeft overwogen dat, gezien de instemming van de moeder met gezamenlijk gezag en het ontbreken van bezwaren van de Voogdijraad, het gerecht partijen gezamenlijk zal belasten met het gezag over de zoon. Het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de zoon bij hem te bepalen is afgewezen, omdat het niet in het belang van de zoon wordt geacht om hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen. De beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht op 3 december 2019.

Uitspraak

Beschikking van 3 december 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201902104
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. De Sousa.
Belanghebbende:
[Belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2013 in Aruba,
de zoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 21 juni 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren op 24 september 2019, in aanwezigheid van de vader in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, de moeder in persoon en bijgestaan door mr. D.G. de Sousa-Croes, die heeft geoccupeerd voor de gemachtigde voornoemd, en de raadsonderzoekers van de Voogdijraad, mevrouw [raadsonderzoeker 1] en mevrouw [raadsonderzoeker 2].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De zoon is geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Hij is door de vader erkend.
2.2
De moeder oefent van rechtswege het gezag over hem alleen uit.
2.3
De vader woont in verband met zijn studie sinds 2014 in Nederland.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, primair in die zin dat de vader alleen met het gezag over de zoon wordt belast, subsidiair dat hij gezamenlijk met de moeder met het gezag wordt belast, met bepaling van het hoofdverblijf van de zoon bij hem.
Aan zijn verzoek heeft de vader ten grondslag gelegd dat er tussen hem en de zoon sprake is van een band die als gezins- of familieleven in de zin van artikel 8 EVRM kan worden aangemerkt en dat hij wenst dat de zoon bij hem in Nederland komt wonen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij aangevoerd dat hij zielsveel van zijn kind houdt, dat hij regelmatig telefonisch contact met hem heeft, dat hij gedurende zijn vakanties in Aruba de zoon bezoekt, en dat hij kinderalimentatie betaalt. Verder voert hij aan dat de moeder altijd heeft getracht het contact tussen hem en de zoon te verbreken en dat zij in het jaar 2018 zelfs een verzoek tot geslachtsnaamswijziging heeft ingediend, waartegen de vader zich heeft verzet. De zoon is eind april 2019 aan de Voogdijraad toevertrouwd vanwege klachten van seksueel misbruik, gepleegd door de grootvader moederszijde en/of een vriend van de vriend van de moeder. De zoon is toen in Casa Cuna geplaatst. De moeder noch de Voogdijraad heeft de vader van deze maatregel op de hoogte gebracht. De vader is via de kranten door het gerecht opgeroepen voor de behandeling van de bekrachtiging van de toevertrouwing, en is toen naar Aruba gekomen. De behandeling ging echter niet door omdat de zaak werd ingetrokken. Op dit moment is er geen beschermingsmaatregel, hij krijgt onvoldoende informatie over de stand van zaken in de strafzaak en hij maakt zich ernstig zorgen over de zoon.

4.OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
Standpunt verweerder
4.2
De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek om gezamenlijk gezag, maar wel tegen het primaire verzoek van de vader om hem met het gezag te belasten en tegen het verzoek om het hoofdverblijf van de zoon bij de vader te bepalen, en heeft daartoe - kort samengevat – het volgende aangevoerd.
De vader is naar Nederland gegaan om te studeren toen de zoon 1 jaar oud was. De vader komt om het jaar op vakantie en bezoekt dan de zoon, en de moeder verzorgt de zoon al jaren zonder de vader. Zij geeft de vader wel informatie wanneer hij daar om verzoekt. De zoon is licht autistisch en heeft speciaal onderwijs nodig – waar de vader nooit aan heeft bijgedragen. De zoon kan moeilijk tegen grote veranderingen. De moeder heeft zelf aangifte gedaan tegen haar vader en het strafonderzoek loopt nog. Zij is ook in afwachting van het resultaat van dat onderzoek.
Advies Voogdijraad
4.3
De Voogdijraad heeft ter zitting aangevoerd, dat de moeder hulp en begeleiding in het vrijwillige kader volgt, dat er samen met haar een veiligheidsplan door de Voogdijraad is opgesteld, en dat zij zich daaraan houdt. De Voogdijraad ziet geen reden om de vader alleen met het gezag te belasten, maar heeft geen bezwaar tegen gezamenlijk gezag van de ouders. De Voogdijraad acht het evenwel niet in het belang van de zoon om hem uit zijn vertrouwde omgeving bij de moeder, weg te halen.
Beoordeling
4.4.
Het gerecht overweegt als volgt.
4.4.1
Het ouderlijk gezag omvat op grond van artikel 1:247 BW de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van het kind, en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Het ouderlijk gezag brengt een aantal bevoegdheden met zich die nodig zijn voor de in voormeld kader te nemen beslissingen, waarbij gedacht moet worden aan zaken als de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden. In geval van gezamenlijk gezag dienen dergelijke beslissingen tezamen met de andere gezaghebbende ouder te worden genomen. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is dan ook vereist, dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat het kind niet klem of verloren zal raken tussen de ouders.
In het geval dat de ouders niet (meer) samenleven en niet of moeizaam communiceren, kan dat zelfs betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven of de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, in ieder geval in staat zijn het kind buiten die strijd te houden.
4.4.2
Nu de moeder in dit geval akkoord is gegaan met het verzoek om samen met de vader met het gezag te worden belast, de Voogdijraad geen bezwaren tegen dit verzoek heeft geuit, en het de rechter niet is gebleken dat de ouders niet in staat zijn om op een zodanige manier met elkaar te communiceren dat zij gezamenlijk belangrijke beslissingen in het leven van hun zoon kunnen nemen, zal het gerecht partijen gezamenlijk belasten met het gezag over de zoon.
4.4.3
Het gerecht acht het voorts, gelet op het verhandelde ter zitting, niet in het belang van de zoon om hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen. Het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de zoon bij hem te bepalen wordt dan ook afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan gezamenlijk met de moeder, [verweerster], het gezag over [belanghebbende], geboren op [geboortedatum] 2013 in Aruba, zal uitoefenen,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van 3 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.