In deze zaak heeft de vader, wonende in Nederland, verzocht om wijziging van het gezag over zijn minderjarige zoon, geboren uit de affectieve relatie met de moeder, die het gezag momenteel alleen uitoefent. De vader heeft zijn verzoek ingediend op 21 juni 2019, met als doel om alleen met het gezag over de zoon te worden belast, subsidiair om gezamenlijk gezag met de moeder te verkrijgen. De vader heeft aangevoerd dat er een sterke band bestaat tussen hem en zijn zoon, en dat hij wenst dat de zoon bij hem in Nederland komt wonen. Hij heeft ook zorgen geuit over de veiligheid van de zoon, die eerder aan de Voogdijraad was toevertrouwd vanwege klachten van seksueel misbruik. De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek om gezamenlijk gezag, maar wel tegen het verzoek om alleen gezag en het hoofdverblijf van de zoon bij de vader te bepalen. De Voogdijraad heeft aangegeven dat het niet in het belang van de zoon is om hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen.
De rechter heeft overwogen dat, gezien de instemming van de moeder met gezamenlijk gezag en het ontbreken van bezwaren van de Voogdijraad, het gerecht partijen gezamenlijk zal belasten met het gezag over de zoon. Het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de zoon bij hem te bepalen is afgewezen, omdat het niet in het belang van de zoon wordt geacht om hem uit zijn vertrouwde omgeving te halen. De beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht op 3 december 2019.