ECLI:NL:OGEAA:2019:772

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
AUA201901250
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van een docent wegens ernstig plichtsverzuim en onprofessioneel gedrag

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het disciplinair ontslag van een docent, klager, die door de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling was ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. Klager had zich schuldig gemaakt aan verschillende verwijten, waaronder intimidatie van studenten, onzedelijk gedrag, en het niet naleven van afspraken met betrekking tot zijn relatie met een studente. Het gerecht heeft vastgesteld dat de Minister op goede gronden heeft besloten tot het ontslag, aangezien klager zich niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt. De feiten die aan het ontslag ten grondslag lagen, omvatten onder andere het gebruik van drugs, ongepast seksueel gedrag, en het niet tijdig doorgeven van zijn adreswijziging. Het gerecht oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was in verhouding tot de gepleegde overtredingen. Klager had eerder waarschuwingen ontvangen en had zich niet verbeterd, wat leidde tot de conclusie dat het ontslag gerechtvaardigd was. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 25 november 2019
Gaza nr. AUA201901250

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:

de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. M. Jansen (DWJZ) en mr. V. Veekmans (Directie Onderwijs).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 februari 2019 (de bestreden beschikking) heeft verweerder klager met ingang van 27 februari 2019 de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd.
Tegen de bestreden beschikking heeft klager op 26 maart 2019 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
De zaak is op 14 oktober 2019 ter zitting behandeld, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden voornoemd.
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met het hem gegeven disciplinair ontslag en stelt zich daarbij – kort samengevat – op het standpunt dat hij zich niet op een pedagogisch onverantwoorde wijze heeft gedragen noch zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Ter onderbouwing hiervan heeft klager verwezen naar hetgeen hij in zijn verantwoordingsbrief van 19 februari 2019 heeft geschreven en verder aangevoerd dat verweerder bij dit disciplinair onderzoek oude en reeds afgehandelde incidenten heeft gebruikt, dat de belangen van klager om zijn baan en inkomen te behouden zwaarder moeten wegen dan een mogelijk bij verweerder bestaand belang tot disciplinaire strafoplegging en dat verweerder daarom een lichtere straf had kunnen opleggen.
1.2
In de bestreden beschikking wordt klager verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, diverse malen gepleegd, bestaande uit:
a. incident met student, [A], op 4 december 2018: mogelijke intimidatie en bedreiging van een student, evenals hem opzettelijk in een gevaarlijke situatie brengen.
b. incidenten met studente, [B]:
- mogelijke overtreding om aanwijzingen van de directie te volgen;
-mogelijk persoonlijk en niet zakelijk en ongewenst contact opzoeken;
- mogelijke overtreding van artikel 2:257 van het Wetboek van Strafrecht;
- mogelijke overtreding van artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht;
- mogelijk pesten van een studente.
c. gebruik van drugs
d. incident met studente [C] eind augustus/begin september 2018: intimidatie en bedreiging van een studente.
e. incident met studenten [D] en [E] op 23 maart 2018: pesten, het stellen van handelingen die pestgedrag in een klas versterkt en onpedagogisch handelen, door een leerling die zich in een kwetsbare toestand bevindt niet de nodige hulp te verschaffen.
f. incident met betrekking tot studente [F]: onzedelijk taalgebruik, beledigingen, pesten en het in stand houden van pesten in de klas.
g. niet toegelaten nevenactiviteiten verrichten, met name het als stripper werkzaam zijn.
h. ongepast seksueel getint taalgebruik en seksuele intimidatie jegens vrouwelijke studenten tijdens lessen.
i. contact opnemen met studenten voor niet-schoolgebonden aangelegenheden.
j. niet meedelen van adreswijziging.
Verder wordt gesteld dat hem voor elk van de genoemde verwijten telkens de disciplinaire straf van ontslag wordt opgelegd.
Het geschil
2. Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden heeft besloten klager disciplinair te ontslaan.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Ingevolgde het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge artikel 85, eerste lid, wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
Ingevolge artikel 86, tweede lid, kan de ambtenaar die zich aan meerdere op zich zelf staande gedragingen als bedoeld in artikel 82, schuldig maakt, ter zake elk dier gedragingen afzonderlijk en zonder vermindering disciplinair worden gestraft.
Voor docenten en ander personeel werkzaam op scholen ressorterend onder de Dienst Publieke Scholen (DPS) gelden tevens de “Huisregels en gedragscode voor openbare scholen”.
De feiten
4.1
Klager is werkzaam als docent bij
Colegio Educacion Profesional Intermedio(EPI). Het EPI ressorteert onder de DPS.
4.2
In maart 2017 is klager door het waarnemend hoofd van de DPS schriftelijk gewaarschuwd ter zake van – kort gezegd – zijn handelen jegens studenten en collega’s in strijd met de huisregels en de gedragscode.
4.3
Bij brief van 18 augustus 2017 is klager door het waarnemend diensthoofd DPS gewaarschuwd ter zake van een incident met een studente, waarbij klager niet heeft gehandeld conform de huisregels.
4.4
Bij brief van verweerder van 12 februari 2019 is klager bericht dat uit de resultaten van het disciplinair onderzoek is gebleken dat hij mogelijk plichtsverzuim heeft gepleegd, door mogelijk diverse bepalingen uit de Lma en de huisregels en gedragscode te hebben overtreden. Klager werd in de gelegenheid gesteld zich jegens verweerder te verantwoorden ter zake van de hem verweten gedragingen en beschuldigingen.
4.5
Uit voornoemde brief blijkt tevens dat klager vanaf 5 december 2018, in verband met een disciplinair onderzoek, de toegang tot het werk is ontzegd.
4.6
Klager heeft zich bij brief van 19 februari 2019 verantwoord.
4.7
Bij de bestreden beschikking is klager met ingang van 27 februari 2019 disciplinair ontslagen.
De beoordeling
5.1
Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. Het bestuursorgaan moet in het kader van een disciplinair onderzoek zelfstandig de feiten onderzoeken die tot het treffen van een disciplinaire maatregel aanleiding kunnen geven.
5.2
Bij de beoordeling of in deze sprake is van door klager meermalen gepleegd plichtsverzuim, neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
5.2.1
Ten aanzien van de verwijten onder sub a, sub b en sub i:
Niet in geschil is dat klager van januari 2016 tot september 2017 een liefdesrelatie had met de studente [B] ([B]). In september 2017 heeft de schoolleiding – nadat zij van deze relatie kennis kreeg – met klager afgesproken dat hij [B] niet langer les zou geven en dat hij privéaangelegenheden tussen hen buiten de school zou houden. Klager heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. Zo heeft [B] in februari 2019 schriftelijk verklaard dat klager nadat hun relatie uit was, haar op school en op sociale media bleef lastig vallen en ongewenst contact met haar bleef zoeken. Klager heeft verklaard dat hij op school heeft geprobeerd om rustig met haar te praten, om mogelijk met haar te verzoenen en om haar persoonlijke spullen terug te geven.
[B] heeft ook verklaard dat klager haar gedurende hun relatie drie keer fysiek heeft mishandeld. In september 2017 had zij blauwe plekken op haar arm die door haar mentor zijn opgemerkt. Volgens klager zijn de blauwe plekken gekomen toen hij [B] vastpakte om haar te weerhouden van een fysieke aanval op hem. Het gerecht acht het, nu klager aan bodybuilding doet en kampioen is in
Muay Thai Kickboxing, aannemelijk dat hij [B] toen hardhandig heeft vastgepakt en haar daarbij pijn heeft gedaan.
[B] is in oktober 2017 een relatie begonnen met een medestudent, [A] ([A]). Klager heeft verklaard dat hij het niet leuk vond dat zijn ex-vriendin, met wie hij trachtte te verzoenen, een relatie kreeg met [A]. Diverse studenten hebben verklaard dat klager [A] nauwlettend in de gaten hield, hem met een boze en intimiderende blik aankeek en vaak opdook waar [A] was. Niet in geschil is dat er op een gegeven moment op het schoolterrein een confrontatie was tussen [A] en klager, waarbij klager tegen [A] heeft gezegd: “voor nu ga ik je niets doen” of woorden van gelijke strekking. Naar het oordeel van het gerecht heeft klager duidelijk bedreigend gehandeld jegens een student.
Verder heeft klager in november 2017 op zijn facebookpagina een stuk gedeeld – en daarin diverse studenten getagd – over het einde van een relatie (o.a.
“After a breakup (…) The one who caused the damage has moved on and is already in another relationship”), met als status:
“Al buen intendedor pocas palabras (…)”Het hoeft geen nader betoog dat klager hiermee doelde op zijn stukgelopen relatie met [B]s.
Diverse studenten hebben schriftelijk verklaard dat klager aan het begin van het schooljaar 2017-2018 tijdens de les de klas heeft verteld over zijn relatiebreuk met [B]s en dat zij hem heeft bedrogen. Klager heeft niet bestreden dat hij het in zijn klas over zijn relatie met [B]s heeft gehad. Volgens klager is hij als mentor “open en helder met zijn mentorklas” omdat de studenten dan voelen dat hij “ook een mens is die ook verdriet en blijdschap ervaart”. Een studente, die ex-vriendin is van [A], heeft schriftelijk verklaard dat zij en klager elkaar in november 2017 drie weken lang bijna dagelijks belden en spraken over de relatie tussen [B] en [A]. Ook dit heeft klager niet weersproken.
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder naar aanleiding van de geschetste omstandigheden op goede grond kunnen oordelen dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van een student, van het zich niet houden aan de met hem gemaakte afspraken met betrekking tot zijn relatie met een studente, van het ongewenst persoonlijk contact opzoeken met die studente, het pesten van die studente en het contact opnemen met studenten voor niet-schoolgebonden aangelegenheden. Klager heeft door zo te handelen zich niet gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, zijn verplichtingen niet nagekomen en diverse huisregels overtreden. Dit levert ernstig plichtsverzuim op.
5.2.2
Ten aanzien van de verwijten onder sub c, sub d.
Klager heeft toegegeven dat hij in verband met zijn bodybuildingactiviteiten steroïden gebruikt, en stelt dat deze legaal zijn. Verder stelt hij dat hij de steroïden buiten kantooruren gebruikt.
Verweerder heeft terecht overwogen dat het regelmatig en/of langdurig gebruik van steroïden effect heeft op de prikkelbaarheid van personen.
Het mag als algemeen bekend worden geacht dat (anabole) steroïden verslavend zijn en dat het gebruik ervan als effect heeft stemmingswisselingen, boosheid en strijdlustig gedrag (roid rage). Uit diverse verklaringen van collega’s, studenten en uit de gespreksverslagen van de schoolleiding met klager volgt, dat klager zich jegens collega’s en studenten op een agressieve en intimiderende wijze gedraagt, waarbij hij schreeuwt, met zijn vuist op tafel slaat, zijn zelfbeheersing verliest en zijn frustraties afreageert. Met verweerder is het gerecht van oordeel dat een docent die onder invloed van steroïden op werk verschijnt, ernstig plichtsverzuim pleegt.
5.2.3
Ten aanzien van het verwijt onder sub g.
Niet in geschil is dat klager buiten werktijd optreedt als stripper op vrijgezellenfeesten.
Verweerder heeft terecht overwogen dat ambtenaren en in het bijzonder docenten, die een publieke en opvoedkundige taak hebben, een voorbeeldfunctie hebben, en dat klager door tegen betaling te strippen zich niet gedraagt zoals een goed ambtenaar betaamt.
5.2.4
Ten aanzien van de verwijten onder sub e, sub f en sub h.
Deze verwijten betreffen het – kort gezegd – onpedagogisch handelen van klager jegens zijn studenten.
In diverse verklaringen hebben studenten klachten tegen klager geuit, variërend van het bagatelliseren van pestgedrag (
bullying) in zijn klas, het uitschelden van studenten en hen uitmaken voor hypocrieten, honden, en mensen die geen deel uitmaken van zijn vriendenkring, en het op niet-adequate wijze reageren en handelen ten aanzien van twee studenten die in de klas hadden aangegeven suïcidale gedachten te hebben. Verder wordt ook gemeld dat klager geen professionele afstand weet te houden jegens sommige vrouwelijke studenten en dat zij hem “papa” (moeten) noemen, dat hij ze ‘dushi’ noemt, en dat hij opmerkingen over hun uiterlijk maakt en hen te kennen geeft dat hij openstaat voor een relatie met hen.
Klager heeft deze klachten/verwijten onvoldoende bestreden, zodat deze als vaststaand kunnen worden aangenomen.
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder op goede grond geoordeeld dat klager door zo te handelen de huisregels en gedragscode heeft geschonden en dat zijn handelen getuigt van een groot gebrek aan pedagogisch inzicht. Ook dit levert ernstig plichtsverzuim op.
5.2.5
Ten aanzien van het verwijt onder sub j.
Niet in geschil is dat klager, gedurende het disciplinair onderzoek, is verhuisd en dat hij heeft nagelaten zijn adreswijziging tijdig door te geven. Hiermee heeft klager gehandeld in strijd met zijn verplichting om alle informatie die de schooldirectie nodig heeft voor het uitvoeren van haar taak, op tijd te verstrekken. Klager heeft, zo stelt verweerder, door na te laten zijn correcte adresgegevens door te geven, de schoolleiding bemoeilijkt om de ordemaatregel te verlengen en de disciplinaire procedureregels te volgen. Onder deze omstandigheden is deze ogenschijnlijk onschuldige overtreding, toch ernstig.
5.3
Gelet op het bovenstaande, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, is het gerecht van oordeel dat verweerder het handelen van klager terecht als ernstig plichtsverzuim heeft aangemerkt. Verweerder heeft zich op goede grond op het standpunt gesteld dat klager met zijn handelen het aanzien van het ambt van docent en het imago van het onderwijs in zijn algemeenheid ernstig heeft beschadigd. Aan een leerkracht, die een voorbeeldfunctie vervult, mogen zeker hoge integriteitseisen worden gesteld. Verweerder heeft aan het geconstateerde plichtsverzuim, gelet op de ernst ervan, de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag mogen verbinden. Van onevenredigheid tussen de opgelegde straf en de gepleegde overtreding is geen sprake.
5.5
Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken in het openbaar op maandag, 25 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.