ECLI:NL:OGEAA:2019:771

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
404 en 200 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en zwaar lichamelijk letsel; bewezen mishandeling met wapen en openlijke geweldpleging

In deze Arubaanse strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 29 november 2019 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte. De zaak betreft een vrijspraak voor poging tot doodslag en zwaar lichamelijk letsel, maar de verdachte is wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en mishandeling met een wapen. De verdachte, geboren in 1989 en woonachtig in Aruba, was op het moment van de zitting gedetineerd. Tijdens de openbare terechtzitting op 15 november 2019 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor de zaak met parketnummer P-2019/00075, maar heeft ook gevorderd dat het Gerecht de verdachte zou veroordelen voor de zaak met parketnummer P-2019/01962 tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk.

De tenlastelegging omvatte geweldpleging tegen twee slachtoffers op verschillende data. In de zaak met parketnummer P-2019/01962 werd de verdachte beschuldigd van openlijke geweldpleging op 27 april 2018, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer 1 bij een tankstation. In de zaak met parketnummer P-2019/00075 werd de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag op 15 december 2018, waarbij hij slachtoffer 2 met een mes zou hebben gestoken. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Het Gerecht heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte met opzet en met de intentie om te doden handelde. Wel is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen slachtoffer 1, waarvoor hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Het Gerecht heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast aan de verdachte en slachtoffer 2. De uitspraak is gedaan door rechter E.M.D. Angela, bijgestaan door griffier A. Reppas.

Uitspraak

Parketnummers: P-2019/01962 en P-2019/00075
Zaaknummers: 404 van 2019 en 200 van 2019
Uitspraak: 29 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [ geboortedatum] 1989 in [ geboorteplaats],

wonende in Aruba, thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2019. De verdachte is, zonder bijstand van een advocaat, ter terechtzitting verschenen.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer P-2019/00075 primair is ten laste gelegd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het Gerecht het in de zaak met parketnummer P-2019/01962 primair ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer P-2019/00075 subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de teruggave aan de verdachte en rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:

In de zaak met parketnummer P-2019/01962

hij op of omstreeks 27 april 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen op of aan de openbare weg, gelegen aan Route 3 en/of 36-F en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
(ter hoogte van/bij) tankstation CITGO Palm Beach, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
het meermalen, althans eenmaal slaan en/of stompen en/of bijten van die
[slachtoffer 1];
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 27 april 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], opzettelijk
meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of gebeten,
waardoor die [slachtoffer 1], letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

In de zaak met parketnummer P-2019/00075

dat hij op of omstreeks 15 december 2018 in Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2],
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [slachtoffer 2], met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 15 december 2018 in Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 2] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 15 december 2018 in Aruba,
[slachtoffer 2],
heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening,
door die [slachtoffer 2] met bedoelde mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst te steken.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
In de zaak met parketnummer P-2019/00075
Op grond van de stukken in het dossier stelt het Gerecht het volgende vast.
Op 15 december 2018 zijn de verdachte en de aangever beiden aanwezig in een nachtclub, te weten de ‘Sandbar’. Op enig moment ontstaat er een probleem tussen de verdachte en een ander persoon in de nachtclub. De verdachte gooit een bierglas of fles bier in de richting van die persoon, maar het voorwerp raakt de partner van de aangever. De verdachte rent daarop weg, maar is na een tiental minuten weer naar de bar teruggekeerd. De verdachte stond bij de ingang en wilde naar binnen, maar de uitsmijter hield hem tegen. Toen de aangever zag dat de verdachte weer terug was gekeerd is hij op de verdachte afgekomen en heeft hij hem van achteren bij beide armen vastgegrepen, opgetild en hem al dragend naar zijn partner gebracht, waarop de partner van de aangever met haar vuist de verdachte meermalen in het gezicht sloeg. Terwijl de aangever verdachte nog steeds van achteren bij beide armen vasthield, heeft de verdachte aangever met een puntig voorwerp gestoken om zich te bevrijden, waarna de aangever hem op de grond gooide. De verdachte is toen weggerend.
Het primair en subsidiair tenlastegelegde
Met de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. De verdachte heeft, terwijl hij door de aangever van achteren bij beide armen werd vastgehouden, een puntig voorwerp gepakt en hem daarmee links in zijn zij in de borst gestoken. Gelet op de positie van de verdachte ten op zichte van de aangever laat zich moeilijk voorstellen dat de verdachte met een zekere gerichtheid naar bepaalde vitale lichaamsdelen heeft kunnen steken. Het dossier bevat ook onvoldoende bewijs op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte met dusdanige kracht, gerichtheid of intensiteit heeft gestoken dat het door de verdachte gebruikte geweld (op zijn minst genomen) de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer of op zwaar lichamelijk letsel in het leven riep. Het Gerecht zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het meer subsidiair ten laste gelegde
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de verdachte ter terechtzitting het verweer gevoerd dat hij uit noodweer heeft gehandeld.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
Ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding
Het Gerecht is van oordeel dat uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangever. De verdachte werd door aangever van achteren bij zijn beide armen beetgepakt, vastgehouden en opgetild waardoor hij in zijn bewegingsvrijheid werd beperkt terwijl hij door aangever’s partner vuistslagen in zijn gezicht kreeg. Het Gerecht komt hiermee tot het oordeel dat sprake was van een noodweersituatie.
Voor een geslaagd beroep op noodweer zal vervolgens moeten worden beoordeeld of de door de verdachte gehanteerde verdediging proportioneel is geweest en is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit.
Het Gerecht komt op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat de verdachte geen reële mogelijkheid had om zich te onttrekken aan de wederrechtelijke ogenblikkelijke aanranding, aangezien de verdachte door de aangever aan beide armen werd vastgehouden en opgetild. Naar het oordeel van het Gerecht is op grond van het voorgaande aan het vereiste van subsidiariteit voldaan.
Ten aanzien van de vraag of de manier van verdedigen in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding, merkt het Gerecht op dat indien de verdachte een puntig voorwerp voorhanden had niet in de weg hoeft te staan aan het oordeel dat het gebruik daarvan ter verdediging, in een situatie waarin sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, geboden is. Relevant hierbij is op welk moment en de wijze waarop de verdachte het puntig voorwerp heeft gebruikt, alsmede de omstandigheden waardoor van het puntige voorwerp gebruik is gemaakt. De verdachte heeft het puntige voorwerp pas nadat de aangever de aanval was begonnen ter hand genomen. Verdachte werd, terwijl hij werd vastgegrepen en vastgehouden door de partner van aangever, meermalen met de vuist geslagen. Om uit die positie vandaan te komen heeft de verdachte gebruik gemaakt van het puntige voorwerp en de aangever het (beperkte) letsel in zijn zij in diens borst toegebracht, waarna de aanval door de aangever werd beëindigd. Het Gerecht acht deze de wijze van verdediging gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden proportioneel.
Nu het Gerecht van oordeel is dat de verdachte het door hem gepleegde geweld in noodweer heeft gepleegd, kan de wederrechtelijkheid van de ten laste gelegde gedragingen niet wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In de zaak met parketnummer P-2019/01962
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 april 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderenop of aan de openbare weg
, gelegen aan Route 3 en/of 36-Fen
/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats
en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten
(ter hoogte van/bij) tankstation CITGO Palm Beach, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
het meermalen, althans eenmaal slaan en
/ofstompen en
/ofbijten van die [slachtoffer 1].
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:82 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging bij een tankstation. De verdachte heeft zich met een incident bemoeid waar hij niets mee te maken had en heeft, samen met zijn vriendin, het slachtoffer tegen het lichaam geschopt en in het gezicht geslagen en er is zelfs gebeten. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever. Bovendien heeft de verdachte het bewezen verklaarde feit nabij een tankstation gepleegd waar op dat moment meer mensen aanwezig waren. Dergelijke strafbare feiten maken grote indruk op omstanders die (ongewild) getuige zijn van dit soort geweld. Het Gerecht rekent dit verdachte aan.
Het Gerecht houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De in beslag genomen goud kleurige hanger en ketting, een mobiele telefoon van het merk ‘I-phone’ en een mobiele telefoon van het merk ‘Samsung’ behoren toe aan de verdachte. Het Gerecht zal de teruggave daarvan aan de verdachte gelasten, nu de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Het in beslag genomen blauwe t-shirt zal worden teruggegeven aan [slachtoffer 2], zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:62 van Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer P-2019/00075 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer P-2019/01962 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
zes (6) maanden,waarvan
drie (3) maandenvoorwaardelijk, met een proeftijd van
twee (2)jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de in beslag genomen goud kleurige hanger en ketting, een mobiele telefoon van het merk I-phone en een mobiele telefoon van het merk ‘Samsung’ aan de verdachte;
gelast de teruggave van het inbeslaggenomen blauwe t-shirt aan de rechthebbende [slachtoffer 2]
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mr. A. Reppas, (zittingsgriffier), en op 29 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier: