ECLI:NL:OGEAA:2019:770

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 december 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
AUA201901638
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen negatieve beslissing tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 december 2019 uitspraak gedaan in een beroep van de Minister van Sociale Zaken en Arbeid tegen een negatieve beslissing tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff, had op 16 mei 2019 beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder, die op 13 april 2019 had gecommuniceerd dat het negatieve advies tot toetreding gehandhaafd bleef. De zaak werd behandeld op 21 oktober 2019, waarbij beide partijen aanwezig waren.

Het gerecht oordeelde dat de brief van 26 februari 2019, waarin verweerder het negatieve advies had gegeven, geen beschikking was in de zin van artikel 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), omdat deze niet gericht was op enig rechtsgevolg. De rechter stelde vast dat de aanvraagprocedure bij het Departamento Progreso Laboral (DPL) niet bindend was voor de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, en dat de opvatting van verweerder slechts adviserend was. Het gerecht concludeerde dat verweerder het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk had moeten verklaren, waardoor het beroep gegrond werd verklaard.

De rechter vernietigde de beslissing op het bezwaarschrift van 13 april 2019 en verklaarde het bezwaar van appellant tegen de brief van 26 februari 2019 niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en kan binnen zes weken na dagtekening in hoger beroep worden aangevochten bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 2 december 2019
Lar nr. AUA201901638

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellant,

wonend in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN ARBEID,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 13 april 2019 heeft verweerder appellant bericht dat het negatieve advies tot toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van appellant gehandhaafd blijft.
Hiertegen heeft appellant op 16 mei 2019 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 10 juli 2019 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2019. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Op grond van artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die rechtsreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
De feiten
2.1
Bij brief van 26 februari 2019 gericht aan de werkgever van appellant [werkgever] verklaart verweerder het volgende:
“Hiermede wordt verklaard dat u op
25 oktober 2018een vacaturemelding bij de afdeling Arbeidsbemiddeling en Re-integratie van het Departamento di Progreso Laboral heeft geplaatst voor de functie van
“cleaner”.
Reden(en) van bezwaar:
Een verklaring van geen bezwaar wordt niet afgegeven indien het een functie betreft waarvoor het onaannemelijk is dat er geen lokaal aanbod voorhanden is, ongeacht het feit of bemiddeling door het DPL al dan niet sollicitanten heeft opgeleverd. De werkgever dient zich op deugdelijke wijze in te spannen en op de lokale arbeidsmarkt te zoeken naar geschikte lokale arbeidskrachten.
Reden waarom bezwaar bestaat tegen toetreding tot de Arubaanse arbeidsmarkt van dhr.
[appellant], geboren op
[geboortedatum]te
Dominicaanse Republiek.”
2.2
Appellant heeft op 14 maart 2019 bij Departamento Progreso Laboral (DPL) bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 genoemde brief van 26 februari 2019 en heeft daarbij gevraagd om herziening van het negatief advies.
2.3
Bij bestreden beslissing van 13 april 2019 heeft verweerder geantwoord dat het negatief advies gehandhaafd blijft omdat er geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gebracht die tot een ander oordeel van de aanvraag zouden leiden.
De standpunten van partijen
3.1
Appellant betoogt dat de voormalige minister van Sociale Zaken, Jeugd en Arbeid akkoord is gegaan met het verzoek van appellant om in de functie van “night cleaner” tot de Arubaanse arbeidsmarkt toe te treden.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verklaring van toetreding tot de arbeidsmarkt rechtsgevolg ontbeert en er tegen deze verklaring geen bezwaar of beroep openstaat.
De beoordeling
4.1
Het gerecht is van oordeel dat de brief van 26 februari 2019 geen beschikking is in de zin van artikel 2 van de Lar omdat die brief niet is gericht op enig rechtsgevolg.
4.2
De aanvraagprocedure bij DPL is een uitwerking van de in artikel 7, zesde lid, van de Ltu neergelegde verplichting van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie om bij zijn besluitvorming omtrent de verlening van vergunningen tot tijdelijk verblijf met het oog op het verrichten van arbeid, zijn collega van Sociale Zaken en Arbeid (verweerder) te raadplegen. Aan het door laatstgenoemde gegeven advies is de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie bij zijn besluitvorming echter geenszins gebonden. Dat de uitvoerende dienst (DIMAS), belast met het in behandeling nemen en afhandelen van aanvragen om verblijfsvergunning, in de praktijk wellicht doorslaggevend gewicht toekent aan de opvatting van verweerder, doet aan het adviserende karakter van de brief niet af. De vraag of de opvatting van verweerder, zoals deze blijkt uit zijn brief, terecht grond is voor het afwijzen (of zelfs niet in behandeling nemen) van een vergunningaanvraag, kan op grond van de Lar aan de orde worden gesteld in de procedure, gericht tegen de beschikking van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie tot afwijzing dan wel niet-inbehandelingneming van de aanvraag.
4.3
Onder deze omstandigheden had verweerder het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk moeten verklaren, zodat het beroep van appellant in zoverre gegrond is.
5. Het gerecht ziet aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing op het bezwaarschrift van 13 april 2019;
verklaart het door appellant tegen de brief van 26 februari 2019 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.