ECLI:NL:OGEAA:2019:769

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
4 december 2019
Zaaknummer
364 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in Aruba

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 22 november 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 16 april 2019 in Aruba het slachtoffer met een groot mes in de nek gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De verdachte heeft het feit bekend, maar voerde aan dat hij handelde uit noodweer. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, en verwierp het beroep op noodweer. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van Afl. 3.575,-. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de op te leggen straf in verhouding stond tot de ernst van het feit. De in beslag genomen messen werden onttrokken aan het verkeer, terwijl de mobiele telefoon van de verdachte werd teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter M. Soffers, bijgestaan door griffier A. Reppas.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/03614
Zaaknummer: 364 van 2019
Uitspraak: 22 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 , in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Z.J.E. Paesch, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht een onvoorwaardelijke jeugddetentie zal opleggen voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen messen alsmede de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte.
Tevens heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van Afl. 3025,- en Afl. 550,-. Voor wat betreft het resterende deel van de vordering heeft zij de niet -ontvankelijkheid gevorderd van de benadeelde partij.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken subsidiair dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
dat hij op of omstreeks 16 april 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk
die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp,
in de nek/hals, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering
van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 16 april 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk gewelddadig die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp
en/of puntig voorwerp, in de nek/hals, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde
de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:275 lid 1 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 16 april 2019 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft
mishandeld met een wapen, te weten een mes, in elk geval een scherp en/of puntig
voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de
Wapenverordening, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar die [slachtoffer] met dat mes, in elk geval dat scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals, althans het lichaam, gestoken, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
dat hij op
of omstreeks16 april 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk
die [slachtoffer] met een mes,
in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp,
in de nek/
hals,
althans het lichaam,heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering
van dat voornemen niet voltooid;
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] dd. 17 april van 2019, genummerd als bijlage 01, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven:
[verdachte] had mij vanmorgen (naar het Gerecht begrijpt: 17 april 2019), gedurende de nachtelijke uren met een mes tegen mijn nek gestoken.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 17 april 2019, genummerd als bijlage 08, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Ik nam het mes van de grond, deed mijn ogen dicht en zwaaide met gebruik making van het mes in mijn hand rond en stak hem aan zijn hals. [slachtoffer] (naar het Gerecht begrijpt: aangever [slachtoffer]) haalde het mes vanuit zijn hals.
3. Een geschrift, te weten een medische verklaring van 18 april 2019, genummerd als bijlage 03, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Concern: dischargelette [slachtoffer], DOB 18-8-1976
Above patient was admitted in the Horacio E. Oduber Hospital on the neurology ward from 16-4-2019 until 18-4- 2019.
Reason for admittance: Stabwond to the right neck.
Discussion:. A CTA showed an active blush of the m. sternocleidomastoieus from the v. jugularis interna.
Conclusion: Penetrating wound on the right neck, treated conservatively.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het onder het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken omdat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijk zin, heeft gehad om de aangever van het leven te beroven
.
Het Gerecht overweegt het volgende:
Het Gerecht acht het opzet op de dood van de aangever bewezen op grond van de gedraging van de verdachte. De verdachte heeft met een groot (koks)mes in de richting van de hals van de aangever gezwaaid terwijl hij zich op korte afstand van de aangever bevond. De verdachte heeft zodoende het mes in de hals van de aangever gestoken waarna de aangever zelf het mes uit zijn hals heeft moeten halen. Blijkens de medische informatie heeft de aangever een steekwond in zijn nek opgelopen en is hij twee dagen in het ziekenhuis opgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich op deze plek in het lichaam vitale organen, (slag)aderen en zenuwbanen bevinden. Wanneer door het steken bijvoorbeeld de halsslagader beschadigd geraakt zou zijn, dan had dit kunnen leiden tot acuut levensbedreigende bloedingen. Het Gerecht is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op de dood van aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte opzet had op het van het leven beroven van aangever. Het Gerecht acht het opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, daarom bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair. Poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 juncto artikel 1:119 van het Wetboek Strafrecht Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw ter terechtzitting, overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer (exces), zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft in dit verband gesteld, dat de door verdachte verrichte handelingen waren geboden ter noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam door aangever.
Ter onderbouwing van dit verweer zijn door en namens de verdachte-kort samengevat- de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Op 16 april 2019 heeft de verdachte, die aangever geld schuldig was, de aangever gevraagd samen naar zijn neef [naam} te rijden om daar het verschuldigde geldbedrag op te halen. [naam] nam vervolgens zijn telefoon niet op en de verdachte deelde de aangever mede dat het hem niet zal lukken het geld op dat moment terug te geven. De aangever werd boos en begon de verdachte te slaan. Op dit moment waren zij al buiten en niet meer in de auto. Op een gegeven moment liep de aangever naar zijn auto en kwam terug met een mes in zijn hand. De aangever maakte aanstalten de verdachte te steken. De verdachte weerde dit met zijn hand af waardoor het mes van de aangever op de grond viel. De verdachte pakte het mes van de grond en zwaaide het rond om zichzelf te verdedigen, hierdoor stak de verdachte de aangever in zijn hals. De verdachte liet het mes los en raakte in paniek en rende weg. Hij vreesde voor zijn leven daar de aangever bekend staat als een gevaarlijk persoon in Venezuela.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Voor het aannemen van noodweer moet vast komen te staan dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het latere slachtoffer. Onder omstandigheden kan ook een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding worden beschouwd. Wil daarvan sprake zijn, dan moet uit objectieve omstandigheden kunnen worden afgeleid dat iemand daadwerkelijk op het punt staat om tot de aanval over te gaan. Het Gerecht oordeelt dat daar in het onderhavige geval geen sprake van is geweest en motiveert dit als volgt.
Uit het dossier blijkt dat zowel op het plaats delict als op de achterbank van de auto van de aangever een mes is aangetroffen. Het mes op de achterbank van de auto was bebloed. Het Gerecht gaat gelet op deze omstandigheid er vanuit dat er twee messen in het spel waren. Het Gerecht acht dan ook de verklaring van de verdachte dat alleen de aangever een mes bij zich had en hij dit mes uit de hand van aangever heeft geslagen, niet aannemelijk geworden. Het Gerecht gaat ervan uit dat zowel de aangever als de verdachte een mes bij zich hadden. Reeds nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de omstandigheden waarop hij door de aangever zou zijn bedreigd, verwerpt het Gerecht het beroep op noodweer van de verdachte.
Nu het Gerecht het beroep op noodweer verwerpt, komt het Gerecht niet toe aan bespreking van het beroep op noodweerexces.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.
Oplegging van strafmaatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt is het jeugdstrafrecht van toepassing.
Het Gerecht heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een ernstig feit begaan. Hij heeft met een mes het slachtoffer gestoken in zijn nek en het slachtoffer daarmee verwond. Het is niet aan de verdachte te danken geweest dat het niet slechter voor het slachtoffer is aflopen. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden. Het Gerecht rekent dit feit de verdachte dan ook zwaar aan.
Het Gerecht heeft voorts kennis genomen van het psychologisch onderzoek van 13 juli 2019 opgemaakt door S. Wichard (psycholoog). Hierin rapporteert zij onder meer dat er in het onderzoek geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die duiden op een ontwikkelings- of persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. Hoewel de verdachte beschikt over een beneden gemiddeld intelligentieniveau, lijkt de verdachte voldoende besef te hebben van wat wel en niet aanvaardbaar is in de maatschappij en welk gedrag wel of niet strafbaar is. De kans op recidive wordt als gemiddeld tot bovengemiddeld ingeschat.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich mee brengt. Het Gerecht zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Het Gerecht houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, hij ter terechtzitting spijt heeft betuigd alsmede met de rol van het slachtoffer bij het incident.
Het Gerecht komt alles afwegende tot het oordeel dat een jeugddetentie van 18 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Het Gerecht is van oordeel dat de in beslag genomen messen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het betreffen voorwerpen met betrekking tot welke het bewezenverklaarde is begaan.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen mobiele telefoon van het merk Apple Iphone model 7+ (8+) is het Gerecht van oordeel dat deze moet worden teruggegeven aan verdachte.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot
schadevergoeding. Deze bedraagt totaal Afl. 27.751,- Dit bedrag bestaat uit
Afl.7201,- aan materiële schade en Afl. 20.550,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van Afl. 3025,- medische kosten en Afl. 550,-. therapie kosten. Voor wat betreft het resterende deel van de vordering heeft zij de niet -ontvankelijkheid gevorderd van de benadeelde partij.
De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij, afgezien van de medische en therapiekosten, betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de
benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen
rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De hoogte van de schade is, gelet op de overgelegde stukken, komen vast te staan tot een bedrag van Afl. 3.575,-, bestaande uit Afl. 3025,- aan medische kosten en Afl. 550,- aan therapie kosten. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag wordt toegewezen.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het
overige onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom in zoverre
niet worden ontvangen in dat deel van de vordering en kan deze slechts bij de
burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1.78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:57, 1:62 en 1:75 van het wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de
achttien (18) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen messen;
Gelast de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden materiële schade toe tot een bedrag van
Afl. 3.575,- (zegge: drieduizendvijfhonderdvijfenzeventig)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 3.575,-( d
rieduizendvijfhondervijfenzeventig florin), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
eenenzeventig (71) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mr. A. Reppas, (zittingsgriffier), en op 22 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba Afdeling Jeugd en Zeden politie .d.d. 9 juli 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-27/2019.