ECLI:NL:OGEAA:2019:763

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
350/19
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, bedreiging en openlijke geweldpleging met auto als wapen

Op 8 november 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, bedreiging en openlijke geweldpleging. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba, heeft op 2 april 2019 met zijn auto ingereden op een politieagent en een arrestant. Dit gebeurde terwijl de verdachte zich in de proeftijd bevond van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend, maar het Gerecht oordeelde dat de verdachte wel degelijk de feiten had gepleegd. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, bedreiging en openlijke geweldpleging, en kreeg een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd. De auto die bij de feiten was gebruikt, werd verbeurd verklaard.

Het Gerecht overwoog dat de verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard. De bedreigende woorden die de verdachte had geuit tegen de politieagent werden ook als ernstig beschouwd. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recidive, werden meegewogen in de strafmaat. Het Gerecht concludeerde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico.

Uitspraak

Parketnummer: 2019/02965
Zaaknummer: 350/19
Uitspraak: 8 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteland],
wonende in Aruba, [adres],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.C.F. Kip, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Tenlastelegging
Verdachte wordt ten laste gelegd:
1. dat hij op of omstreeks 2 april 2019 in Aruba
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
met dat opzet
met een door, verdachte, bestuurde auto (een [auto]) met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 2 april 2019 in Aruba
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
met een door, verdachte, bestuurde auto (een [auto]) met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is ingereden en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is gereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op of omstreeks 2 april 2019 in Aruba
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Dit gaat nooit meer met mij gebeuren. Of moet [slachtoffer 1] (aangever [slachtoffer 1]) mij doodschieten of schiet ik [slachtoffer 1] dood. [slachtoffer 1] mag nooit meer tijdens zijn werk in de village rijden. Als ik naar KIA moet is het okay, maar ik ga hem doden",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
3. dat hij op of omstreeks 2 april 2019 in Aruba
op of aan de openbare weg, ter hoogte van de Caya Sint Maarten, in ieder geval in een zij straat in de binnenstad van San Nicolaas, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3],
welk geweld bestond uit het een of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het hoofd, en/of op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3].
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het Gerecht stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is op 2 april 2019 met zijn auto in de richting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die op dat moment door [slachtoffer 1] gearresteerd en geboeid was, gereden. [slachtoffer 1] heeft een schop tegen de motorkap van de auto gegeven. [slachtoffer 1] heeft zijn vuurwapen getrokken. De auto is tot stilstand gekomen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn voor de auto blijven staan. Verdachte is vervolgens uitgestapt maar heeft niet voldaan aan de opdracht van [slachtoffer 1] om zijn handen omhoog te doen. Verdachte is de auto weer in gestapt. [slachtoffer 1] heeft zijn dienstwapen opgeborgen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn achteruit gelopen. Verdachte is met de auto vooruit gereden en op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingereden. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kwamen daardoor in aanraking met de motorkap van de auto. [slachtoffer 1] heeft [slachtoffer 2] naar de zijkant getrokken waardoor [slachtoffer 2] van de motorkap af is gerold en zij beiden naast de auto op de grond zijn beland.
Anders dan de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte is weliswaar vooruit gereden en op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ingereden terwijl zij op korte afstand van de voorkant van de auto stonden, maar de snelheid waarmee verdachte heeft gereden kan niet worden vastgesteld. Onder die omstandigheid kan niet worden vastgesteld dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in het leven is geroepen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
dat hij op
of omstreeks2 april 2019 in Aruba
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk,
[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
met een door, verdachte, bestuurde auto (een [auto])
met aanzienlijke snelheid, in elk geval met meer dan geringe snelheid,op die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] is ingereden en
/oftegen die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] is gereden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat hij op
of omstreeks2 april 2019 in Aruba
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Dit gaat nooit meer met mij gebeuren. Of moet [slachtoffer 1] (aangever [slachtoffer 1]) mij doodschieten of schiet ik [slachtoffer 1] dood. [slachtoffer 1] mag nooit meer tijdens zijn werk in de village rijden. Als ik naar KIA moet is het okay, maar ik ga hem doden",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking;
3.
dat hij op of omstreeks 2 april 2019 in Aruba
op of aan de openbare weg,
ter hoogte van de Caya Sint Maarten, in ieder gevalin een zij straat in de binnenstad van San Nicolaas,
in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3],
welk geweld bestond uit het een of meermalen slaan
en/of stompenen/of schoppen in/tegen het gezicht
, in elk geval tegen het hoofd,en/of
op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 3].
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Aruba.
Feit 1 subsidiair
1. Het proces-verbaal van aanhouding van 2 april 2019, genummerd als bijlage 04, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant [slachtoffer 1], heb op 2 april 2019 [slachtoffer 2] aangehouden (..) Tijdens het wachten op de transportwagen om verdachte [slachtoffer 2] af te voeren kwam er een [auto], aanrijden (..) De bestuurder bracht de auto tot stilstand. (..) Uit vrees voor mijn veiligheid trok ik mijn vuurwapen. Vervolgens stapte [verdachte] uit. Ik vorderde [verdachte] om zijn handen omhoog te doen zodat ik die kon zien (..) Vervolgens stapte [verdachte] terug in zijn auto, stapte op het gaspedaal en kwam op ons af. Ik pakte [slachtoffer 2] vast waardoor ik wist te voorkomen dat we onder de auto kwamen. We rolden over de motorkap en vielen verder weg op de grond.
2. Het proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] van 2 april 2019, genummerd als bijlage 14, voor zover inhoudende, als verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte] is bijgenaamd ‘[verdachte]’.
Terwijl ik door [slachtoffer 1] in de handboeien werd gedaan zag ik plotseling de witte Honda van [verdachte] aankomen (..) [verdachte] stopte de auto en stapte uit (..) Ik hoorde [slachtoffer 1] naar [verdachte] roepen om stil te blijven staan en op de grond te gaan liggen. [verdachte] gaf geen gehoor. [verdachte] stapte in de auto en trapte vol op het gaspedaal en kwam op ons af. [slachtoffer 1] wist te voorkomen dat ik onder de auto kwam. [slachtoffer 1] en ik rolden over de motorkap. [verdachte] bleef doorrijden en wij vielen vervolgens naast de auto op de grond.
3. Het proces-verbaal van 2 april 2019, genummerd als bijlage 02, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant heb de videobeelden bekeken van de beveiligingscamera buiten het gebouw van het kantoor van FCCA te San Niolas.
Omstreeks 02:30:47 rijdt een auto in de richting van twee personen die op de kruising staan. Ik herken de ene persoon als politie agent [slachtoffer 1]. De andere persoon was in boeien. [slachtoffer 1] schopt de auto op de motorkap. De auto stopte en [slachtoffer 1] blijft met de aangehouden persoon voor de auto staan. Vervolgens loopt [slachtoffer 1] en de aangehouden persoon achterwaarts en bergt hij zijn getrokken vuurwapen in zijn holster. Omstreeks 02:31:17 begint [slachtoffer 1] met de aangehouden persoon in noordelijke richting te open. De auto begon vooruit te rijden, nam rechtsaf en reed op de aangehouden persoon en [slachtoffer 1] in en bleef doorrijden. [slachtoffer 1] bleef de aangehouden persoon vasthouden en trok hem aan de linkerkant van de auto waardoor hij van de motorkap af kwam.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van 2 april 2019, genummerd als bijlage 08, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], waren op 2 april 2019 omstreeks 02:45 uur met verdachte in de opvang ruimte.
[verdachte] verklaarde vervolgens aan ons: ‘dit gaat nooit meer mij gebeuren. Of moet [slachtoffer 1] mij doodschieten, of ik schiet [slachtoffer 1] dood. Dit is de laatste keer dat zoiets met mij gebeurd. [slachtoffer 1] mag nooit meer tijdens zijn werk in de village rijden. Als ik naar KIA moet is het okay, maar ik ga hem doden’.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 4 april 2019, genummerd als bijlage 09, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever, zakelijk weergegeven:
Collega [naam collega 1] kwam aan collega [naam collega 2], die naast mij zat, vertellen dat [verdachte] bedreigende woorden tegen mij had geuit. [verdachte] zei namelijk dat hij mij dood zal schieten wanneer hij mij weer tegen komt.
Ik voel mij ernstig in mijn leven en veiligheid bedreigd en doe aangifte.
3. Het proces-verbaal van verhoor (in het kader van de verlenging gevangenhouding) door de rechter-commissaris van 25 juni 2019, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb hem bedreigd.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 2 april 2019, genummerd als bijlage 03, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever, zakelijk weergegeven:
Op 1 april bevond ik me in de omgeving van China Club te San Nicolas. Ineens werd ik door [verdachte], [naam] en twee van hun vrienden aangevallen. Ik kreeg klappen over mijn hele lichaam. Ik heb ook verschillende harde klappen in mijn gezicht gehad. Terwijl ik probeerde op te staan werd ik telkens naar de grond geduwd.
2. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] van 18 april 2019, genummerd als bijlage 16, voor zover inhoudende, als verklaring van [medeverdachte 1] zakelijk weergegeven:
Plotseling zag ik [verdachte] en [medeverdachte 2] samen met een andere jongen achter [slachtoffer] aan rennen. In de steeg achter [verdachte]’s woning gaf [verdachte] [slachtoffer] een schop waardoor [slachtoffer] op de grond viel.
3. Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] van 2 april 2019, genummerd als bijlage 23, voor zover inhoudende, als verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Op 1 april was ik samen met [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de woning van [verdachte]. Iemand had mijn telefoon gestolen. Met ons drieën gingen wij achter de man aan die de kleine kinderen hadden aangewezen die in de zijstraat richting van de binnenstad liep (..) We vielen de man met ons drieën aan. We hebben hem enkele klappen toegediend.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 subsidiair
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], noch op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht op basis van de hierboven vastgestelde redengevende feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte door vooruit te rijden en op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in te rijden, terwijl zij op korte afstand van de voorkant van de auto stonden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen.
Feit 2
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de geuite bewoordingen onder de gegeven omstandigheden niet geëigend waren om vrees op te wekken, zodat geen sprake is van bedreiging in de zin van artikel 2:255 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat de bedreigende woorden van dien aard en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat bij [slachtoffer 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Even voordat verdachte de bedreigende woorden uitte, heeft immers een confrontatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte plaatsgevonden, waarbij verdachte op [slachtoffer 1] is ingereden met zijn auto.
Feit 3
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet op het openlijk geweld had, noch dat hij een voldoende significante bijdrage aan het geweld heeft geleverd en sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
Anders dan raadsvrouw acht het Gerecht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, omdat het Gerecht uit de redengevende feiten en omstandigheden, zoals die in de bewijsmiddelen zijn vervat, concludeert dat verdachte niet alleen aanwezig was, maar een actieve rol in het gepleegde geweld heeft gehad. Verdachte is samen met anderen achter de aangever aan gegaan en zij hebben de aangever klappen toegediend. Daarbij heeft verdachte de aangever ook een schop gegeven.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275 juncto artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 2:255 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
3. het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 2:82 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld, omdat niet verwacht kon worden dat een politie agent in een poging een al wegrijdende auto te stoppen een gedetineerde als schild zou gaan gebruiken en in de richting van de auto zou duwen.
Het Gerecht verwerpt dit beroep, omdat de door de verdediging gestelde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden. Het Gerecht heeft aan de hand van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden, zoals vervat in de bewijsmiddelen, vastgesteld dat verdachte vooruit is gereden en op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. Niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] in de richting van de auto heeft geduwd. De ter zitting gehoorde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben weliswaar verklaard dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] in de richting van de auto heeft geduwd, maar het Gerecht gaat uit van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die zelf bij het incident betrokken waren. Het Gerecht heeft daarbij in aanmerking genomen dat getuige [getuige 1] zich op enige afstand van het incident bevond en dat onduidelijk is gebleven waar getuige [getuige 2] zich ten tijde van het incident bevond en waar zijn wetenschap op is gebaseerd.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan verdachte te verwijten en op de persoon van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten, te weten poging zware mishandeling, bedreiging en openlijke geweldpleging. Verdachte heeft samen met vrienden een man op straat aangevallen en mishandeld, omdat hij beweerdelijk een mobiele telefoon zou hebben gestolen. Nog geen etmaal later is verdachte met zijn auto op een politieagent en een vriend van verdachte, die op dat moment gearresteerd en geboeid was, ingereden met zijn auto. De slachtoffers zijn daarbij in aanraking met de motorkap gekomen en dankzij de politieagent kon het andere slachtoffer naar de zijkant worden getrokken waardoor hij van de motorkap rolde en niet onder de auto kwam. Dat het levensgevaarlijke handelen van verdachte niet tot ernstig letsel heeft geleid is een kwestie van geluk geweest en is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft vervolgens na zijn arrestatie de politieagent die hij even daarvoor met de auto heeft aangereden in niet mis te verstane bewoordingen bedreigd.
Het Gerecht houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit de reclasseringsrapportage van 6 augustus 2019 komt naar voren dat verdachte een recidivist is en dat eerdere reclasseringstrajecten zijn beëindigd, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden hield. Het recidiverisico wordt als hoog tot zeer hoog ingeschat en begeleiding in een gedwongen kader wordt noodzakelijk geacht.
Verdachte is, zo blijkt uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister, eerder onherroepelijk veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. Het Gerecht acht het zeer kwalijk dat verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd in een proeftijd van een opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht ziet gelet op het feit dat eerdere reclasseringstrajecten zijn gestopt omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden hield, geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk en met reclasseringstoezicht op te leggen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden is. Verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen auto is vatbaar voor verbeurdverklaring. De auto behoort immers toe aan verdachte en met behulp van de auto is het bewezen verklaarde feit onder 1 subsidiair begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:67, 1:68 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door
mr. N. Wilmink, (zittingsgriffier), en op 8 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba (divisie algemene recherche]) d.d. 14 juni 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-089/19 en de onderzoeksnaam “Headache”.