ECLI:NL:OGEAA:2019:758

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
345/19
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling in het Korrektie Instituut Aruba met een steekwapen

In deze Arubaanse strafzaak, die op 8 november 2019 werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond een jeugdige verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling van een medegedetineerde in het Korrektie Instituut Aruba (KIA). De zaak kwam aan het licht na een steekpartij op 11 maart 2019, waarbij de verdachte met een scherp voorwerp de aangever in de linkerborst stak. Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.A.V. Carlo. De officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste toepassing van het jeugdstrafrecht en veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De raadsman pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde en stelde dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen.

Het Gerecht oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair ten laste gelegde, namelijk poging tot moord. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde, te weten poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie van acht maanden, waarbij het Gerecht rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank weigerde de PIJ-maatregel op te leggen, omdat de rapportages onvoldoende aanknopingspunten boden voor de conclusie dat deze maatregel in het belang van de verdachte was. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door zittingsgriffier mr. N. Wilmink.

Uitspraak

Parketnummer: 2019/02123
Zaaknummer: 345/19
Uitspraak: 8 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de jeugdige:

[verdachte],

geboren op [gebortedatum] 2001 in [geboorteland],
wonende in Aruba, [adres],
thans gedetineerd in het K.I.A. op Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2019. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.A.V. Carlo, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting de toepassing van het jeugdstrafrecht gevorderd en heeft gevorderd dat het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en heeft gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft bepleit dat een straf gelijk aan voorarrest dient te worden opgelegd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer]van het leven te beroven, opzettelijk die
[slachtoffer]met een steekwapen, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker borst, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks 11 maart 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk gewelddadig die
[slachtoffer]met een steekwapen, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de linker borst, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Vast staat dat verdachte eenmaal heeft gestoken, maar uit het dossier volgt niet met welke kracht is gestoken, noch wat de grootte en exacte locatie van de verwondingen was. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het Gerecht niet worden vastgesteld of door het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever in het leven is geroepen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks11 maart 2019 in Aruba ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk gewelddadig die
[slachtoffer]met
een steekwapen, in elk gevaleen scherp en
/ofpuntig voorwerp, in de linker borst
, althans het lichaam,heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 12 maart 2019, genummerd als bijlage 1, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever, zakelijk weergegeven:
Gisteren (naar het Gerecht begrijpt: 11 maart 2019) was ik bezig met mijn werkzaamheden (..) Toen ik mij omdraaide zag ik een donker getinte jongen met een voorwerp in zijn hand. Hij kwam in mijn richting toe en zwaaide met dat voorwerp in mijn richting (..) Ik zag een ijzeren voorwerp in mijn linkerborst steken.
2. Een geschrift, te weten de ‘Emergency Documentation’ van 11 maart 2019, genummerd als bijlage 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Patiënt: [slachtoffer],
Registration date: 11/03/2019
Lichamelijk onderzoek: op de thorax links bij de linkerborst(vet): tweetal kleine wonden (lateraal en mediaal van de borst). Het voorwerp is vanuit lateraal in de borst gekomen en kwam uit bij de mediale zijde.
3. Het proces-verbaal confrontatie van 28 maart 2019, genummerd als bijlage 16, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten hebben zes verschillende foto’s aan de aangever [slachtoffer] getoond. [slachtoffer] wees foto 1 aan als zijnde de foto van de man die hem in het Korrektie Instituut Aruba had mishandeld. De foto nummer 1 betreft de foto van de man genaamd [verdachte]
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 28 maart 2019, genummerd als bijlage 15, voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Op 11 maart 2019 verlieten [slachtoffer] en ik samen de strafafdeling (..) De gedetineerde die [roepnaam verdachte] wordt genoemd rende langs de gevangenbewaarder en ging op [slachtoffer] af. Ik zag dat [roepnaam verdachte] een soort ijzeren staaf van tussen zijn broekband tevoorschijn haalde en hiermee [slachtoffer] in zijn borst stak.
5. Het proces-verbaal confrontatie van 28 maart 2019, genummerd als bijlage 16, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten hebben zes verschillende foto’s aan [getuige 1] getoond. [getuige 1] wees foto 3 aan als zijnde de foto van de man die [slachtoffer] in het Korrektie Instituut Aruba met een ijzeren staaf had mishandeld. De foto nummer 3 betreft de foto van de man genaamd [verdachte]
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij de artikelen 2:275 juncto 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezen verklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Gelet op het feit dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezen verklaarde de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt is het jeugdstrafrecht van toepassing.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft in het Korrektie Instituut Aruba met een zelfgemaakt scherp en puntig voorwerp een medegedetineerde in de linkerborst gestoken. Dat dit niet tot zwaar lichamelijk letsel heeft geleid is een kwestie van geluk geweest en was niet aan de verdachte te danken. Het Gerecht rekent het de verdachte ernstig aan dat hij zich uitgerekend in het KIA, waar hij een straf voor een eerder begaan misdrijf uit zat, zonder concrete aanleiding opnieuw aan een ernstig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het Gerecht weegt ook ten nadele van de verdachte mee dat hij, ondanks het vele belastende bewijs, is blijven ontkennen en geen enkel inzicht in zijn kwalijke handelen heeft getoond.
Het Gerecht houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdachte is, zo blijkt uit een uittreksel uit het justitieel documentatieregister, eerder onherroepelijk veroordeeld misdrijven, doch dit betroffen andersoortige strafbare feiten.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de brief van S. Wichard, psycholoog NIP, waaruit blijkt dat de verdachte op 29 maart 2019 te kennen heeft gegeven niet mee te willen werken aan een psychologisch onderzoek.
Het Gerecht heeft voorts acht geslagen op de door drs. B.L. Roerink, forensisch orthopedagoog, opgemaakt Pro Justitia rapportage van 5 augustus 2016. Daarin komt onder meer naar voren dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat er bij de verdachte sprake kan zijn van een Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis (ODD) en/of een hechtingstoornis. Verdachtes persoonlijkheid kenmerkt zich onder andere doordat hij in zeer hoge mate geneigd is tot recalcitrantie. De verdachte functioneert daarnaast cognitief op moeilijk lerend niveau. Ook is de ego-ontwikkeling niet leeftijdsadequaat. Het risico op gewelddadig gedrag wordt als laag ingeschat. Op niet-gewelddadig delinquent gedrag wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. De forensisch orthopedagoog adviseert een psychiatrisch onderzoek te laten plaatsvinden om vast te stellen of verdachte voldoet aan de criteria voor de diagnose ODD en/of hechtingsproblematiek, zodat verdachte daarvoor kan worden behandeld.
Uit de brief van het Orthopedagogisch Centrum van 16 oktober 2019 blijkt dat zij verdachte in 2016 en 2017 hebben behandeld, maar dat zij de behandeling hebben gestaakt omdat de verdachte en zijn moeder meermalen niet zijn verschenen op afspraken en het niet is gelukt om hen te motiveren tot enige vorm van begeleiding. Het Orthopedagogisch Centrum lijkt het gezien de gedragsproblematiek van verdachte geïndiceerd om een 24-uursplaatsing met een meer gedwongen en gesloten hulpvervelening te organiseren.
Hoewel het Gerecht de zorgen omtrent de ontwikkeling van de verdachte deelt, zal het Gerecht, anders dan de officier van justitie heeft geëist, niet de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen nu de (verouderde) rapportages en het verhandelde ter zitting onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht komt alles afwegende tot het oordeel dat een jeugddetentie van acht maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de
acht (8) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door
mr. N. Wilmink, (zittingsgriffier), en op 8 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba (Divisie algemene recherche) d.d. 6 mei 2019 geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-75/19.