ECLI:NL:OGEAA:2019:757

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
537 en 143 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, aanranding, mishandeling en bedreiging met de dood van ex-partner

Op 22 november 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft verkracht, aangerand, mishandeld en met de dood heeft bedreigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarde is dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de Stichting Reclassering Aruba. De feiten vonden plaats tussen april en juli 2018, waarbij de verdachte zijn ex-partner op verschillende manieren heeft bedreigd en mishandeld, wat leidde tot ernstige inbreuken op haar lichamelijke integriteit en veel leed en angst voor haar en hun kinderen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren geëist, maar het Gerecht oordeelde anders en sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De verdachte is ook veroordeeld tot betaling van de kosten van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.

Uitspraak

Parketnummers: P-2018/06760 en 2018/11625
Zaaknummers: 537 en 143 van 2019
Uitspraak: 22 november 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1962 , in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.L. Griffith advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, bijgestaan door haar raadsman mr. E.E. Rosenstand, ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht alle ten laste gelegde feiten onder bovengenoemde parketnummers bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte;
De raadsvrouw heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten onder P-2018/11625 bepleit. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder P-2018/06760 heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. Eveneens heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer P-2018/06760
1. dat hij op of omstreeks 21 april 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Bo no ta keda ni pami ni pa e otro. Hinka esey bon den bo kabes. Tanten kumi ta na bida bo ta dimi, dia kumi muri bo por wel di huza kua homber kubo kier. Pero tanten kumi ta na bida bo ta dimi. Dia bo huza e prome homber huza e koi konj’ey, mi ta matabo, pero djei mi ta rondia e homber ey tambe i matele. Hinka esey den bo kabes. Paso mi ta hanja sa ora bo huza homber i bo no huza homber. Bo sa muy bien dimi.”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 16 mei 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met brandstichting
door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, haar auto en huis in brand zou steken als zij hem, verdachte, haar kut niet geeft, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
In de zaak met parketnummer P-2018/11625

Eerste aangifte [slachtoffer] d.d. 9 juni 2018

1. dat hij op of omstreeks 8 juni 2018 in Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van en/of betasten van en/of knijpen in/aan de vagina van die [ slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- onverhoeds de vagina van die [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt, terwijl die [slachtoffer] de voertuig waarin de verdachte en die [slachtoffer] zaten aan het besturen was en/of
- ( vervolgens) met kracht in/aan de vagina van die [slachtoffer] heeft geknepen;
(artikel 2:201 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op of omstreeks 8 juni 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de
eerbaarheid en/of zware mishandeling door die [slachtoffer] aan haar vagina vast
te pakken en dreigend de woorden toe te voegen:
“ Awe nochi mi kier e, sino bo cos ki bo no ta hañe henter mas”
(vrije vertaling:
Vanavond wil ik het, anders zal je dit ding van jou niet meer heel krijgen)en/of “Mi ta
kibra bo tonto. Bo kier of bo no kier, mi kier e awenochi”
(vrije vertaling: Ik breek jou kut. Of je wilt of niet, ik wil het vanavond hebben), althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:255 van het Wetboek van Strafrecht)

Tweede aangifte [slachtoffer] d.d. 14 juni 2018

3. dat hij op of omstreeks 13 juni 2018 in Aruba
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd
en welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] heeft gewurgd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met zijn tot vuist gebalde handen heeft geslagen in het gezicht, althans tegen het lichaam en/of
- ( vervolgens) de kleding van die [slachtoffer] met kracht heeft weggerukt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een hanger tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Ook als ik 10 jaren in de gevangenis blijf, zal ik jou vermoorden wanner ik weer vrijkom” en/of “Ow wee als je vandaag naar de politie of dokter gaat, dan zal je nog heviger dan vandaag worden geslagen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de armen van die [slachtoffer] stevig vastgehouden, terwijl hij zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] bracht/duwde;
(artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 13 juni 2018 in Aruba
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te wurgen en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn tot vuist gebalde handen te slaan in het gezicht, althans tegen het lichaam;
(artikel 2:273 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
dat hij op of omstreeks 13 juni 2018 in Aruba
[slachtoffer] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, te weten een hanger, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met die hanger te slaan;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
dat hij op of omstreeks 13 juni 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Ook als ik 10 jaren in de gevangenis blijf, zal ik jou vermoorden wanneer ik weer vrijkom” en/of “Ow wee als je vandaag naar de politie of dokter gaat, dan zal je nog heviger dan vandaag worden geslagen”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 2:255 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

Derde aangifte [slachtoffer] d.d. 9 juli 2018

4. dat hij op of omstreeks 1 juli 2018 in Aruba
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende hij, verdachte, zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd
en welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) de broek en onderbroek van die [slachtoffer] met kracht heeft uitgetrokken en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heel hard de blote billen van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft gewurgd, terwijl hij zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht;
(artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 1 juli 2018 in Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van en/of betasten van en/of knijpen in/aan de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) de broek en onderbroek van die [slachtoffer] met kracht heeft uitgetrokken en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heel hard de blote billen van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft gewurgd, terwijl hij met kracht in/aan de vagina van die [slachtoffer] heeft geknepen;
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 1 juli 2018 in Aruba
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegen de blote billen en/of de buik en/of de rug, althans het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer] te wurgen;
(artikel 2:273 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
In de zaak met parketnummer P-2018/11625
Anders dan de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten. Hoewel het Gerecht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht, bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor betrokkenheid van de verdachte.
De verdachte zal daarom van die feiten worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer P-2018/06760, onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer P-2018/11625 onder 1, 3 subsidiair en 4 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer P-2018/06760
1. dat hij
op ofomstreeks 21 april 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Bo no ta keda ni pami ni pa e otro. Hinka esey bon den bo kabes. Tanten kumi ta na bida bo ta dimi, dia kumi muri bo por wel di huza kua homber kubo kier. Pero tanten kumi ta na bida bo ta dimi. Dia bo huza e prome homber huza e koi konj’ey, mi ta matabo, pero djei mi ta rondia e homber ey tambe i matele. Hinka esey den bo kabes. Paso mi ta hanja sa ora bo huza homber i bo no huza homber. Bo sa muy bien dimi.”,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
2. dat hij op
of omstreeks16 mei 2018 in Aruba,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met brandstichting
door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, haar auto en huis in brand zou steken als zij hem, verdachte, haar kut niet geeft,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
In de zaak met parketnummer P-2018/11625
1. dat hij op
of omstreeks8 juni 2018 in Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van
en/of betasten vanen/of knijpen
in/aan de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheidhierin dat hij, verdachte,
- onverhoeds de vagina van die [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt, terwijl die [slachtoffer] het voertuig waarin de verdachte en die [slachtoffer] zaten aan het besturen was en
/of
- (
vervolgens)met kracht i
n/aan de vagina van die [slachtoffer] heeft geknepen;
3 subsidiair. dat hij op
of omstreeks13 juni 2018 in Aruba
[slachtoffer] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, te weten een hanger, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met die hanger te slaan;

Derde aangifte [ slachtoffer] d.d. 9 juli 2018

4. dat hij op
of omstreeks1 juli 2018 in Aruba
door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende hij, verdachte, zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en/of geduwd
en welk geweld of die andere feitelijkheid en
/of welke bedreiging met geweld ofdie andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer] meermalen,
althans eenmaaltegen het lichaam heeft geslagen en/of
-
(vervolgens)de broek en onderbroek van die [slachtoffer] met kracht heeft uitgetrokken en/of
-
(vervolgens)meermalen,
althans eenmaal, heel hard de blote billen van die [slachtoffer] heeft geslagen en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer] heeft gewurgd
, terwijl hij zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer]heeft geduwd/gebracht;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In de zaak met parketnummer P-2018/06760 [1]
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 16 mei 2018, genummerd als bijlage 01, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven :
Op 21 april 2018 kwam [verdachte] bij mij thuis. Ik weigerde om seks met hem te hebben. Hierdoor had [verdachte] mij het volgende in het Papiamento gezegd: ‘Bo no ta keda ni pami ni pa e otro. Hinka esey bon den bo kabes. Tanten kumi ta na bida bo ta dimi, dia kumi muri bo por wel di huza kua homber kubo kier. Pero tanten kumi ta na bida bo ta dimi. Dia bo huza e prome homber huza e koi konj’ey, mi ta matabo, pero djei mi ta rondia e homber ey tambe i matele. Hinka esey den bo kabes. Paso mi ta hanja sa ora bo huza homber i bo no huza homber. Bo sa muy bien dimi’. Ik heb dit gesprek opgenomen met mijn telefoon en zal de opname naar u sturen.
2. Proces-verbaal van bevinding spraakopname van 25 mei 2018, genummerd als bijlage 04, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant zakelijk weergegeven :
Op 16 mei 2018 deed de aangeefster, [slachtoffer] aangifte van bedreiging met de dood tegen haar vriend [verdachte]. De aangeefster had een opname van deze bedreiging en deze via email naar verbalisant gestuurd. Ik verbalisant had bedoelde opname geluisterd en deze luidde als volgt:’Bo no ta keda ni pami ni pa e otro. Hinka esey bon den bo kabes. Tanten kumi ta na bida bo ta dimi, dia kumi muri bo por wel di huza kua homber kubo kier. Pero tanten kumi ta na bida bo ta dimi. Dia bo huza e prome homber huza e koi konj’ey, mi ta matabo, pero djei mi ta rondia e homber ey tambe i matele. Hinka esey den bo kabes. Paso mi ta hanja sa ora bo huza homber i bo no huza homber. Bo sa muy bien dimi’.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 juni 2018, genummerd als bijlage 05, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
U had mij in kennis gesteld dat [slachtoffer] had verteld dat ik op 21 april 2018 naar huis was gegaan en dat ik haar voor seks had gevraagd en toen zij geweigerd had ik haar met de dood bedreigd. Dit is waar. Ik deed dit om haar bang te maken.
Feit 2
1. Proces-verbaal van bevindingen van 4 juli 2018, genummerd als bijlage 02, voor zover inhoudende, als relaas van de verbalisant zakelijk weergegeven :
Op 16 mei 2018 deed [slachtoffer] aangifte van een gepleegd strafbaar feit. Tijdens het opnemen van de aangifte werd de aangeefster door verdachte [verdachte] opgebeld. De aangeefster had de telefoon op luidspreker gezet. Het telefoongesprek werd door ons verbalisanten gevolgd. [verdachte] had de aangeefster bedreigd dat als zij haar de kut niet geeft, hij haar auto en huis in brand zou steken
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 juni 2018, genummerd als bijlage 05, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
U had mij in kennis gesteld dat tijdens de aangifte van [slachtoffer] ik [slachtoffer] had gebeld en dat ik haar verteld zou hebben dat als haar kut niet aan mij geeft, zou ik haar auto en huis in brand steken. Dat is waar.
In de zaak met parketnummer P-2018/11625 [2]
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 9 juni 2018, genummerd als bijlage 02, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven:
Gisteren ( naar het Gerecht begrijpt: 8 juni 2018) bracht ik [verdachte] naar huis. Mijn kinderen zaten achter in de auto, hij zat aan de passagierszijde en ik bestuurde de auto. Hij greep mij abrupt en met kracht vast bij mijn vagina. Hij kneep vervolgens hard aan mijn vagina.
2. Een geschrift, te weten de ‘Office Visit Note Emergency Department’ van 9 juni 2018, genummerd als bijlage 03, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Patient: [slachtoffer]
Date of service: 06/09/2018
Psychical exam: Skin: There are multiple skin excoriations with mild edema and ecchymosis on the right upper pubic-genital region.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 26 november 2018, genummerd als bijlage 13, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Het is waar dat ik op 8 juni 2018 met [slachtoffer] in de auto zat. Mijn hand sloeg hard tegen haar lichaam toen ik de handrem ging grijpen.
Feit 3 subsidiair
1. Het proces-verbaal van aangifte door [ slachtoffer] van 14 juni 2018, genummerd als bijlage 04, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven:
Gisteren ( naar het Gerecht begrijpt: 13 juni 2018) omstreeks 17: 30 uur was [verdachte] bij mij thuis. Hij trok al mijn kleding uit en toen ik helemaal naakt was pakte hij de klerenhanger en begon mij ook daarmee te slaan.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 30 november 2018, genummerd als bijlage 18, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, confronteer verdachte met de gebroken zwarte kleren hanger die aangeefster tijdens haar aangifte aan mij verbalisant overhandigde, en waarover zij verklaarde dat dat de klerenhanger was waarmee verdachte haar geslagen had.
Ik had de klerenhanger in mijn hand en sloeg haar daarmee.
Feit 4
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 9 juli 2018, genummerd als bijlage 07, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven:
Op 1 juli 2018, omstreeks 10:30 uur werd ik nog een keer door hem verkracht. Nadat hij mijn broek en panty uittrok begon hij mij hard op mijn blote kont te slaan. Daarna wurgde hij mij heel hard. Hij stak zijn vinger in mijn vagina en haalde vocht uit mijn vagina. Toen hij de vagina aan zijn vingers kreeg begon hij te beweren dat hij gelijk had en dat ik met een andere man had gesekst. Hij bleef mij slaan. Ik werd door hem ook op mijn rug en buik geslagen.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 30 november 2018, genummerd als bijlage 18, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Ik herinner inderdaad dat ik haar had gewurgd en dat ik haar twee of drie keer een klap op haar kont heb gegeven. Ik bleef haar bij haar nek op het bed gedrukt houden. In de opname hoor je dat [slachtoffer] inderdaad nog luider begon te schreeuwen. Zij begon harder te schreeuwen doordat ik haar vagina vastpakte en erin kneep.
Bewijsoverwegingen
In de zaak met parketnummer 2018/11625
De raadsvrouw heeft bepleit de aangifte van [slachtoffer] niet wordt ondersteund door enig ander bewijs, derhalve dient volgens de raadsvrouw verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht ten aanzien van feit 1 van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Het Gerecht ziet geen aanleiding aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen, aangezien zij consistent en geloofwaardig heeft verklaard en haar verklaring wordt ondersteund door de medische verklaring waarin kras en schaafwonden en een lichte zwelling in de genitale regio wordt geconstateerd. Daarbij komt dat de verdachte heeft erkend dat hij met aangeefster in de auto zat. Het Gerecht schuift de verklaring van de verdachte dat hij alleen hard tegen het lichaam van de aangeefster heeft geslagen, gelet op de medische verklaring, als ongeloofwaardig terzijde en acht het onder 1 tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4 overweegt het Gerecht als volgt;
De verdacht heeft erkend - nadat hij geconfronteerd werd met de geluidsopname waarin te horen is dat aangeefster schreeuwt - dat hij alleen de vagina van aangeefster heeft vastgepakt en erin heeft geknepen om te controleren of zij met iemand anders seks heeft gehad. Het Gerecht heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, aangezien zij consistent en geloofwaardig heeft verklaard en grote delen van haar verklaring worden ondersteund door de verklaring van de verdachte. Dat de verdachte naar eigen zeggen niet zijn vinger in de vagina van aangeefster heeft gestoken, acht het Gerecht dan ook ongeloofwaardig. Derhalve acht het Gerecht het onder 4 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 2018/067601.
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 2:255, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 2:255, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
In de zaak met parketnummer 2018/11625
1. Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 2:201, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
3. Verkrachting, strafbaar gesteld bij artikel 2:197, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima. en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zijn ex-partner gedwongen seksuele handelingen te ondergaan door haar te wurgen, te slaan en zijn vinger in haar vagina te steken. Hij heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het Gerecht rekent het de verdachte tevens zwaar aan dat de verkrachting plaatsvond in het huis van het slachtoffer, de plek waar zij zich juist veilig zou moeten voelen. Dat verdachte en het slachtoffer partners waren, maakt dat niet anders. Daarnaast heeft de verdachte haar op verschillende momenten mishandeld en met de dood bedreigd. Daarmee heeft de verdachte het slachtoffer veel leed en angst toegebracht. De strafbare feiten hebben bovendien veel impact op de kinderen gehad, te meer nu zij op verschillende momenten getuigen zijn geweest van voornoemde gedragingen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurige psychische schade ondervinden. De aangeefster en haar minderjarige kinderen hebben verschillende psychologische behandelingen en coaching moeten ondergaan ter verwerking van wat hen is aangedaan. Daarnaast brengen feiten zoals de onderhavige niet alleen bij de direct betrokkenen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de gehele maatschappij
.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het psychologisch onderzoek van 2 augustus 2019 opgemaakt door S. Wichard (psycholoog). Hierin rapporteert zij onder meer dat er in het onderzoek geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die duiden op een ontwikkelings- of persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. Hoewel de verdachte beschikt over een laag intelligentieniveau, lijkt hij goed te beseffen wat wel en niet aanvaardbaar is in de maatschappij. De verdachte wordt dan ook volledig toerekeningsvatbaar geacht. Daarbij zijn er aanwijzingen in het onderzoek naar voren gekomen dat de verdachte in mindere mate emotioneel stabiel is en wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt dan ook reclasseringstoezicht en een emotie-regulatietraining.
Het Gerecht houdt rekening met het feit dat de verdachte voor zijn daden geen enkele verantwoordelijkheid heeft getoond en op cruciale punten geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn betrokkenheid bij de feiten. Daarmee maakt de verdachte duidelijk dat hij zijn eigen belang nog steeds ver boven dat van zijn slachtoffer stelt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt totaal Afl. 5.585,-. Dit bedrag bestaat uit Afl. 2.400,- aan alternatieve kosten woning en Afl. 3.185,- aan kosten psychologische behandeling van benadeelde partij en haar minderjarige kinderen.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden, te weten de kosten van de psychologische behandeling, tot het bedrag van Afl. 3.185,-. De benadeelde partij is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag wordt toegewezen.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in dat deel van de vordering en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op Afl. 500,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 ,1:21, 1:62, 1:78, 1:136 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer P-2018/06760, onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer P-2018/11625 onder 1, 3 subsidiair en 4 primair ten laste is gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
drie (3) jaren,waarvan
een (1) jaar voorwaardelijkmet
een proeftijdvan
drie (3) jaren;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dit inhoudt het volgen van een emotie-regulatietraining;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade toe tot een bedrag van
Afl 3.185,-.(
drieduizendhondervijfentachtig florin),en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op Afl. 500,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 3.185,-(
drieduizendhondervijfentachtig florin), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zevenenzestig (67) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mr. A. Reppas, (zittingsgriffier), en op 22 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba Justitiële Politie d.d. 5 juli 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-061/18 en de onderzoeksnaam ‘’I &U’’.
2.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van Sectie Jeugd- en Zeden Politie d.d. 22 maart 2019, A-72-18.