ECLI:NL:OGEAA:2019:756

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
AUA201903125
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens gebrek aan dringende redenen en verandering in omstandigheden

In deze zaak heeft de stichting Fundacion Parke Nacional Arikok (verzoekster) een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die als ranger in dienst was. De verzoekster stelt dat [verweerder] zich grensoverschrijdend heeft gedragen jegens een inleenkracht, wat heeft geleid tot een onveilige werkomgeving. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 21 oktober 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoekster heeft aangevoerd dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel intimiderend gedrag, maar het gerecht heeft geoordeeld dat de stellingen van de verzoekster niet voldoende zijn onderbouwd. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen dringende reden is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, noch is er sprake van een vertrouwensbreuk. Het verzoek is afgewezen, en de verzoekster is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.250,00 aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur op 12 november 2019.

Uitspraak

Beschikking van 12 november 2019
Behorend bij AUA201903125
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de stichting
FUNDACION PARKE NACIONAL ARIKOK,
te Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: Parke Arikok,
gemachtigde: advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen
[verweerder],
te Aruba,
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: advocaat mr. P.M.E. Mohamed.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 21 oktober 2019.
1.2
Parke Arikok is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mevrouw [naam HR], HR-manager bij Arikok, (hierna: [naam HR]). [verweerder] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zal worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verweerder] is op 25 januari 2018 als “apirant ranger” (ranger) in loondienst getreden van Parke Arikok.
2.2 [
verweerder] is in zijn functie van ranger onder meer gehouden om toezicht te houden in het natuurgebied dat onder het beheer staat van Parke Arikok.
2.3
Mevrouw [naam inleenkracht] (hierna: [naam inleenkracht]) was via een uitzendbureau als inleenkracht werkzaam bij Parke Arikok.
2.4
Op 5 juni 2019 heeft [naam inleenkracht] aan mevrouw [collega XX] (hierna: [collega XX], hoofd kassière bij Parke Arikok en leidinggevende van de verkoopafdeling, medegedeeld dat zij haar baan bij Parke Arikok per direct beëindigt. [naam inleenkracht] heeft daarbij haar bedrijfskleding ingeleverd.
2.5
Parke Arikok heeft aan het desbetreffende uitzendbureau verzocht om een gesprek met [naam inleenkracht] aan te gaan over haar genomen ontslag bij Parke Arikok.
2.6
Op 11 juni 2019 heeft het uitzendbureau een kort verslag van het gesprek aan Parke Arikok doen toekomen. In het verslag staat voor zover van belang het volgende.
“[naam inleenkracht] gaf aan dat de reden waarom ze ontslag heeft genomen is omdat ze geïntimideerd wordt door 2 vaste krachten van Parke Arikok. (…). En er zijn 2 Rangers die haar intimideren. (…). Een van hen is [collega X]. [collega X] zeg vaak tegen haar (…).
[naam inleenkracht] gaf aan dat [verweerder] had een keer geprobeerd om aan haar dijbenen te zitten. En dat liet ze niet toe. Ze was boos en schelde hem uit.”
2.7
In een e-mail van 19 juni 2019 aan het hoofd personeelszaken van Parke Arikok heeft [naam inleenkracht] het volgende bericht.
“(…)
Ta lo sigiente mi no por a sigi traha cu parke pa motibo cu mi a wordo gerape tempo ki tawata tin 14 aña y ta asina cu boso tin un par di guys ta traha pa boso cu tin niun titki respet pa cu hende muher por ehempel [collega X] y [verweerder]..
(…)
[verweerder] na 1 ocashon a pasa su man na mi pechonan ”perongeluk”..
Dus pa es motibo ey mi tawata sintimi hopi onsave pa traha na Vader Piet paso ta miso cu nan y mi no sa cu ki intenshon/meta nan lo bin traha tur dia..
(…).”
2.8 [
verweerder] is in verband met een onderzoek naar de verwijten van [naam inleenkracht] op 25 juni 2019 met behoud van loon geschorst.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Parke Arikok verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en haar wegens dringende redenen, althans gewichtige redenen, althans verandering in omstandigheden met onmiddellijke ingang dan wel op korte termijn te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder] en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure
3.2
Parke Arikok legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerder] zich ten opzichte van [naam inleenkracht] grensoverschrijdend heeft gedragen, dat [naam inleenkracht], door de handelingen en gedragingen van [verweerder], in haar waardigheid is aangetast en dat [verweerder] door zijn gedragingen een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende werkomgeving heeft gecreëerd.
3.3 [
verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat, voor zover voor de beslissing van belang, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 7A:1615w, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) is iedere partij te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de rechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Als gewichtige redenen worden onder meer beschouwd omstandigheden welke een dringende reden als bedoeld in artikel 7A:1615o lid 1 BW zouden hebben opgeleverd, alsook veranderingen in de omstandigheden welke van dien aard zijn dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Ingevolge artikel 7A:1615p, eerste lid, BW worden voor de werkgever als dringende redenen in vorenbedoelde zin beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.2
Ter beoordeling ligt voor de vraag of de door Parke Arikok gestelde gedragingen van [verweerder] een dringende reden opleveren, dan wel dat zich veranderingen in de omstandigheden hebben voorgedaan die van dien aard zijn dat niet van Parke Arikok kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst voort te laten duren.
Dringende reden
4.3
Parke Arikok beroept zich primair op het bestaan van een dringende reden. In dat verband heeft Parke Arikok aangevoerd dat [verweerder] zich jegens [naam inleenkracht] schuldig heeft gemaakt aan seksueel intimiderend gedrag, nu [verweerder] bij één gelegenheid de borsten van [naam inleenkracht] heeft aangeraakt, [verweerder] één keer geprobeerd heeft aan het dijbeen van [naam inleenkracht] te zitten en [verweerder] bepaalde gesprekken heeft gehad met [naam inleenkracht] over haar seksuele geaardheid. Ter verdere onderbouwing van haar stelling dat [naam inleenkracht] op seksueel ongepaste wijze is bejegend door [verweerder], heeft Parke Arikok voorts verwezen naar een drietal verklaringen van medewerkers van Parke Arikok. Deze verklaringen zijn door Parke Arikok als productie overgelegd.
4.4 [
verweerder] heeft betwist dat hij zich heeft gedragen op de wijze zoals Parke Arikok dat heeft gesteld. Voorts heeft [verweerder] gesteld dat de aan hem gemaakte verwijten geen doel treffen, nu Parke Arikok niet duidelijk heeft gemaakt waar en wanneer de gedragingen zouden hebben plaatsgevonden. Gelet op de betwisting van [verweerder], de omstandigheid dat Parke Arikok haar stelling niet voldoende concreet heeft gemaakt, en nu in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering, is het Gerecht van oordeel dat niet aannemelijk is geworden de stelling van Parke Arikok dat [verweerder] aan de borsten van [naam inleenkracht] heeft gezeten dan wel dat hij geprobeerd heeft het dijbeen van [naam inleenkracht] te grijpen. Dat [verweerder] deze handelingen heeft verricht blijkt overigens ook niet uit de door Parke Arikok overgelegde verklaringen.
4.5
Wel kan uit de verklaringen worden afgeleid dat [naam inleenkracht] tijdens haar werkzaamheden geen gebruik durfde te maken van de toiletten in het park, omdat zij zich kennelijk niet voldoende veilig voelde, maar naar het oordeel van het Gerecht volgt uit deze verklaringen niet dat dit gevoel van onveiligheid bij [naam inleenkracht] te wijten is aan gedragingen van [verweerder]. Dit is de interpretatie die door Parke Arikok aan de verklaringen is gegeven. Niet is gebleken immers dat [naam inleenkracht] de toiletten meed omdat zij gedreigd zou zijn met fysiek wangedrag aan de zijde van [verweerder] of omdat [verweerder] zich aan dergelijk fysiek wangedrag daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. Daar komt bij dat [naam inleenkracht], zoals blijkt uit het verslag van het gesprek dat tussen haar en het uitzendbureau heeft plaatsgevonden en het bericht van haar aan Parke Arikok, ook geklaagd heeft over het gedrag van een andere mannelijke collega, zodat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de vrees van [naam inleenkracht] om gebruik te maken van de toiletten in het park te maken heeft met enige gedragingen van [verweerder]. Overigens wijst het Gerecht erop dat de overgelegde verklaringen geen eigen waarneming van de werknemers betreffen, maar alle drie gebaseerd zijn op hetgeen zij van [naam inleenkracht] vernomen hebben.
4.6
Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat van een dringende reden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang rechtvaardigt, geen sprake is. Dat [verweerder], zoals Parke Arikok dat onbetwist heeft gesteld, bepaalde gesprekken heeft gehad met [naam inleenkracht] waarbij onder meer de seksuele geaardheid van [naam inleenkracht] is besproken, is naar het oordeel van het Gerecht niet voldoende om afzonderlijk het oordeel te rechtvaardigen dat er sprake is van een dringende reden. Dit geldt temeer nu niet is gesteld noch is gebleken dat [verweerder] zich tijdens de gesprekken op seksueel ongepaste wijze heeft uitgelaten jegens [naam inleenkracht] of dat [naam inleenkracht] tijdens de gesprekken op seksueel ongepaste wijze is bejegend door [verweerder].
Verandering in de omstandigheden
4.7
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of er sprake is van verandering van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst dadelijk dan wel na korte tijd behoort te beëindigen.
4.8
Anders dan Parke Arikok is het Gerecht van oordeel dat van verandering van omstandigheden in de vorm van een vertrouwensbreuk tussen partijen geen sprake is. De stelling van Parke Arikok dat hiervan sprake is, is naar het oordeel van het Gerecht gegrond op de stelling van Parke Arikok dat [verweerder] zich ten opzichte van [naam inleenkracht] grensoverschrijdend heeft gedragen, maar zoals hiervoor is overwogen, is dergelijk grensoverschrijdend gedrag van [verweerder] niet aannemelijk geoordeeld. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.9
Parke Arikok zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerder], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250,00 aan salaris van de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Parke Arikok in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verweerder], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.250, aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 12 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.