ECLI:NL:OGEAA:2019:754

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
AUA201902248
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voogdijvoorziening voor minderjarige in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 12 november 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om voogdij over een minderjarige. De verzoekers, de grootmoeder en de moeder van de minderjarige, hebben verzocht om de grootmoeder met de voogdij te belasten, omdat de moeder niet in staat zou zijn om voor de minderjarige te zorgen. De moeder, van Colombiaanse nationaliteit, heeft een tijdelijke verblijfsvergunning en de minderjarige woont bij de grootmoeder.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 juli 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 oktober 2019. Tijdens deze zitting zijn de verzoekers in persoon verschenen. De rechter heeft vastgesteld dat de moeder het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent en dat er geen aanwijzingen zijn dat zij ongeschikt is om dit gezag uit te oefenen. De rechter concludeert dat de moeder niet in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, ondanks haar verblijfsstatus.

De rechter heeft in overweging genomen dat er geen wettelijke grond is om de moeder van het gezag te ontheffen of om een voogd aan te stellen. Gelet op de feiten en het verhandelde ter zitting, heeft het gerecht besloten het verzoek om voogdij af te wijzen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. N.K. Engelbrecht, rechter bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Uitspraak

Beschikking van 12 november 2019
behorend bij EJ nr. AUA201902248
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoekster 1], de grootmoeder,
en
[Verzoekster 2], de moeder,
wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
verschenen in persoon.
Belanghebbende:
[Minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 5 juli 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 1 oktober 2019, alwaar verzoekers in persoon zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Ten aanzien van de minderjarige staat alleen het moederschap vast. De moeder is niet onbevoegd tot het gezag, zodat zij van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uitoefent.
2.2
De moeder, van Colombiaanse nationaliteit, heeft een vergunning tot tijdelijk verblijf om alhier als inwonende dienstbode werkzaam te zijn bij de werkgever. De minderjarige woont bij de grootmoeder.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het belasten van de grootmoeder met de voogdij over de minderjarige. Daartoe wordt gesteld dat de minderjarige niet bij de moeder mag wonen, en dat de moeder niet voor de minderjarige kan zorgen noch een verblijfsvergunning voor hem kan regelen.

4.DE OVERWEGINGEN

4.1
Ingevolge artikel 1:295 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) benoemt de rechter een voogd over alle minderjarigen die niet onder ouderlijk gezag staan, en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.
4.2
In deze staat vast dat de moeder het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uitoefent. Gesteld noch gebleken is dat de moeder in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, zodat haar gezag niet is geschorst. Evenmin is gebleken dat de moeder ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, zodat er geen aanleiding is om haar van het gezag te ontheffen. Tenslotte is niet gebleken dat er aanleiding bestaat om de moeder van het gezag te ontzetten. Dat de vreemdelingenwetgeving er aan in de weg staat dat de moeder, vanwege haar verblijfsstatus als inwonende dienstbode, een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor de minderjarige indient, is onvoldoende om aan te nemen dat zij het gezag niet kan uitoefenen.
4.3
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat het verzoek niet voor inwilliging vatbaar is.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter bij dit gerecht, en op 12 november 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.