ECLI:NL:OGEAA:2019:753

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
361 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht toegepast bij mishandeling en vernieling door verdachte met psychische problemen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte, een 18-jarige vrouw, veroordeeld voor mishandeling met een wapen en vernieling. De feiten vonden plaats op 13 april 2019, waarbij de verdachte haar moeder met een mes heeft gestoken en een bijbel heeft vernield. De verdachte heeft een complexe achtergrond met psychische problemen, wat heeft geleid tot de toepassing van het jeugdstrafrecht. Tijdens de zitting op 1 november 2019 werd de verdachte bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. Z.J.E. Paesch, en de officier van justitie, mr. Y. Pronk, eiste een PIJ-maatregel. De verdediging pleitte voor ontslag van rechtsvervolging op basis van de geestelijke toestand van de verdachte. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De verdachte is veroordeeld tot een PIJ-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met haar jeugdige leeftijd en psychische problemen. De in beslag genomen messen zijn verbeurd verklaard, en de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/03445
Zaaknummer: 361 van 2019
Uitspraak: 22 november 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001, in [geboorteplaats],
wonende in Aruba
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Z.J.E. Paesch, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, daarvoor de maatregel van plaatsing in een jeugdinrichting (PIJ) zal opleggen. Haar vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen messen. Voorts heeft de officier van justitie de niet-ontvankelijkverklaring gevorderd van de benadeelde partij in hetgeen zij heeft gevorderd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Eveneens heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba ter uitvoering van het
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer] met een (of meer) mes(sen), in elk geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in het gezicht en/of in de rug, althans het
lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de verdere uitvoering van dat
voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba ter uitvoering van het
voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, opzettelijk gewelddadig die [slachtoffer] met een (of meer)
mes(sen), in elk geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), in het
gezicht en/of in de rug, althans het lichaam, heeft gestoken en/of
gesneden, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:275 lid 1 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba opzettelijk [slachtoffer] heeft
mishandeld met een (of meer) wapen(s), te weten een (of meer) mes(sen), in elk
geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), zijnde (een) wapen(s) als
bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers heeft zij,
verdachte, toen aldaar die [slachtoffer] met dat/die mes(sen), in elk geval dat/die
scherpe en/of puntige voorwerp(en), in het gezicht en/of in de rug, althans
lichaam, gestoken en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba opzettelijk en wederrechtelijk een bijbel, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer]
,in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(artikel 2:334 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Het Gerecht is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou te komen overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Daartoe overweegt het Gerecht dat in de medische verklaring de verwondingen van aangeefster worden omschreven als een oppervlakkige snijwond rechts boven de lip en een klein oppervlakkig wondje van 1 cm aan de rechterschouder. Voorts kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid met welke kracht de verdachte heeft gestoken noch dat de verdachte aangeefster gestoken heeft op plekken van het lichaam waar zich vitale organen bevinden. Derhalve zal de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meest subsidiair en onder 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. meest subsidiair. dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba opzettelijk M.V.
[slachtoffer] heeft mishandeld met een
(of meer)wapen
(s), te weten een
(of meer)
mes
(sen), in elk geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en),zijnde
(een
)
wapen
(s)als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, immers
heeft zij, verdachte, toen aldaar die[slachtoffer] met dat
/diemes
(sen),
in elk geval
dat/die scherpe en/of puntige voorwerp(en),in het gezicht en
/ofin de
rug,
althans lichaam,gestoken
en/of gesneden, waardoor die [slachtoffer] letsel
heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
2. dat zij op of omstreeks 13 april 2019 in Aruba opzettelijk en wederrechtelijk een bijbel,
in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer]
,in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] van 14 maart 2019, genummerd als bijlage 01, voor zover inhoudende, als verklaring van de aangever zakelijk weergegeven :
Ik wens aangifte te doen tegen mijn dochter genaamd [verdachte]. Ik noem haar . [verdachte]. Gisteravond (naar het Hof begrijpt: 13 maart 2019) terwijl ik in de keuken aan het bidden was, liep [verdachte] de keuken binnen en rukte de bijbel uit mijn handen. Hierna scheurde zij de bijbel in twee stukken.
(..)
Terwijl ik in bed lag, stormde [verdachte] de slaapkamer binnen met een mes in haar hand. Ze kwam op mij af en stak mij met het mes een keer in mijn gezicht
.Ik ondervond veel pijn in mijn gezicht en ik begon meteen te bloeden. Ik probeerde weg te rennen en zij stak mij met het punt van het mes in mijn rug.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 14 april 2019, genummerd als bijlage 07, voor zover inhoudende, als verklaring van de verdachte zakelijk weergegeven:
Toen mijn moeder haar bijbel begon te lezen pakte ik de bijbel van haar af en scheurde deze in twee.
Gisteravond pakte ik mijn mes liep naar de slaapkamer waar mijn moeder sliep en begon haar met mijn mes te steken, ik heb haar verschillende keren met het mes in haar lichaam gestoken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. meest subsidiair. Mishandeling gepleegd met gebruikmaking van wapenen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 2:273, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 2:334, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ex artikel 1:115 onder sub a van het Wetboek van Strafrecht moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de feiten haar wegens de ziekelijke stoornis van haar geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Het Gerecht overweegt hieromtrent dat de deskundige, psychiater dr. H.A.E. van Gaalen in de psychiatrische Pro Justitia rapportage d.d. 31 oktober 2019 heeft geconcludeerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde als sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het Gerecht neemt deze conclusie over maakt die tot de zijne.
Uit het voorgaande volgt dat de feiten verdachte voor een deel wel kunnen worden toegerekend. Gelet hierop is van een situatie als bedoel in artikel 1:115 van het Wetboek van Strafrecht geen sprake. Het verweer dat de feiten de verdachte niet kan worden toegerekend wordt daarom verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van strafmaatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Gerecht heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met een wapen en vernieling. Zij heeft haar moeder met een mes in het gezicht en rug gestoken. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Het is algemeen bekend dat een gebeurtenis als deze grote emotionele impact heeft op het slachtoffer.
Het Gerecht heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport van 31 oktober 2019, opgemaakt door dr. H.A.E. van Gaalen (psychiater). Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in. Bij de verdachte is er sprake van fors gestoorde hechtingsproblemen, de gevolgen van een door haar als zodanig ervaren ernstige affectieve en pedagogische verwaarlozing, psychoseksuele trauma’s met aanwijzing voor een gecompliceerde posttraumatische stressstoornis, waardoor ook (met name in het verleden) sprake van auditieve hallucinaties, stemmingsschommelingen en al dan niet impulsieve woede-aanvallen en ernstige acting-out cq suïcidaliteit. Er is de neiging tot middelengebruik, waarbij cannabis voorop lijkt te staan. De verdachte heeft geen zelfinzicht. Bij de verdachte was in de periode van het ten laste gelegde delict sprake van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens, te weten een psychotische verwardheidsfase en diepe regressie. Zij waande zich in haar identiteit sterk aangevallen doordat er magie op haar toegepast zou zijn, waarbij haar moeder het uiteindelijke kwade genius was. Er was duidelijk een relatie tussen voornoemde stoornissen van verdachte en de strafbare feiten. Desalniettemin had verdachte nog wel ruimte om aan zaken te denken die los stonden van het uiteindelijke gepleegde delict, zoals het feit dat ze geld nodig had, en dit bij haar moeder op haar werk heeft opgehaald en pas later overging tot het plegen van het bewezen ten laste gelegde delict Concluderend heeft de psychiater het Gerecht in overweging gegeven de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De kans op recidive is zonder behandeling groot. Geadviseerd wordt een intramurale setting waarbij detentie/veiligheid en gespecialiseerde psychiatrische zorg hand in hand gaan.
Het Gerecht heeft eveneens kennis genomen van het psychologisch onderzoek van 18 september 2019 opgemaakt door S. Wichard (psycholoog). Hierin rapporteert zij onder meer dat er aanwijzingen naar voren komen die duiden op een ontwikkelings- of persoonlijkheidsstoornis, maar dat de verdachte gezien haar kennis en inzicht van het toelaatbare en niet-toelaatbare en haar niveau van begaafdheid, in staat wordt geacht om te kunnen handelen in alledaagse situaties. De verdachte wordt dan ook enigszins verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Daarbij zijn er aanwijzingen in het onderzoek naar voren gekomen die duiden op een antisociale gedragsstoornis en wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. De psycholoog adviseert daarom het laten verrichten van een uitgebreid psychiatrisch onderzoek bij de verdachte om psychopathologie uit te sluiten dan wel te bevestigen. Indien bevestigt zal, ondanks dat verdachte de leeftijd van 18 jaar al had bereikt tijdens het plegen van het strafbare feit, rekening houdend met het intellectuele niveau van verdachte, een behandeling in een gesloten instelling in de vorm van een PIJ-maatregel passend zijn, aldus de psycholoog.
Namens de stichting Reclassering en Jeugdbescherming heeft deskundige [reclasseringsmedewerker], op de zitting van 1 november 2019 benadrukt dat verdachte niet functioneert conform haar kalenderleeftijd. De verdachte is al jarenlang bekend bij Jeugdreclassering maar eerdere behandelingen zijn voortijdig en zonder resultaat afgebroken. Met de psycholoog en psychiater is de Stichting van mening dat een behandeling in een gesloten instelling passend zou zijn.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 18 jaar oud. De deskundigen adviseren verdachte vanwege haar lage intellectuele niveau en gestagneerde ontwikkeling in het kader van de maatregel van plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (PIJ) te behandelen. Toepassing van het minderjarigen strafrecht wordt daarom geadviseerd. Het Gerecht neemt dit advies over en vindt grond in de persoonlijkheid van de verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Dit betekent dat zij op grond van artikel 1:159 van het Wetboek van Strafrecht overeenkomstig de in dit wetboek neergelegde bepalingen voor jeugdige personen zal worden bestraft.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank voorts rekening houden met de omstandigheid dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven conclusie en advies uit het rapport zoals opgesteld door psychiater dr. H.A.E. van Gaalen. Deze omstandigheid leidt ertoe dat het Gerecht een enigszins lagere straf oplegt dan zij gedaan zou hebben in het geval dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar zou moeten worden beschouwd.
Het Gerecht onderschrijft de verdere conclusies van de rapporteurs en maakt deze tot de zijne. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen, mede gelet op de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten het opleggen van een PIJ-maatregel. Het Gerecht betrekt daar in het bijzonder bij dat de verdachte reeds jarenlang bekend is bij de jeugdreclassering en andere hulpverleningsinstanties, maar de begeleiding door deze instanties de verdachte evenmin heeft weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Bovendien weegt de rechtbank mee dat het recidivegevaar hoog is. Ten slotte is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
In beslag genomen voorwerpen
Het Gerecht is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen messen dienen te worden verbeurd verklaard.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 50.000,-
De verdediging heeft de vordering en de omvang van de geleden schade betwist.
Het Gerecht is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er sprake is van een te ver verwijderd verband tussen het bewezenverklaarde strafbare feit en de door de benadeelde partij geleden schade. De benadeelde partij kan daarom niet worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:157, 1: 159 en 1:174 zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 het meest subsidiair en onder 2 is ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
gelast de plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen, voor de duur van
twee (2) jaren;
verklaart verbeurd de in beslag genomen messen.
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers , bijgestaan door mr. A. Reppas, (zittingsgriffier), en op 22 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba Justitiële Politie d.d. 14 juni 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer A-91/19.