ECLI:NL:OGEAA:2019:746

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
AUA201902613
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 november 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad als verzoeker en de vader als verweerder. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 augustus 2019 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019 waren de vader, de moeder en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig. De minderjarige, geboren in 2015, is het kind van de vader en de moeder, waarbij de moeder het gezag alleen uitoefent. De vader werd verzocht een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar hij voerde verweer en stelde dat zijn draagkracht beperkt was.

Het gerecht oordeelde dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen naar draagkracht. De kosten van verzorging en opvoeding werden vastgesteld op Afl. 575,- per maand, waarbij rekening werd gehouden met de werkelijke kosten en de draagkracht van beide ouders. De moeder had een netto-inkomen van Afl. 2.935,- per maand, terwijl de vader een netto-inkomen had van Afl. 2.246,25. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, werd de vader in staat geacht een bijdrage van Afl. 175,- per maand te betalen, ingaande op 1 oktober 2019. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om een hogere bijdrage werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 19 november 2019
behorend bij EJ nr. AUA201902613
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.J.E. Paesch.
Belanghebbende:
[Belanghebbende], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 6 augustus 2019;
  • de stukken zijdens de vader, ingediend op 1 en 3 oktober 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 8 oktober 2019, waar zijn verschenen, mevrouw [medewerker] namens de Voogdijraad, de vader in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder in persoon.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

De thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige) is op [geboortedatum] 2015 in Aruba geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- ingaande 1 september 2019 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe wordt gesteld dat de kosten van de minderjarige maandelijks Afl. 975,- bedragen en dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet en in staat moet worden geacht bij te dragen in voornoemde kosten.
3.2
De vader heeft draagkrachtverweer gevoerd en de hoogte van de opgevoerde kosten van de minderjarige bestreden. Met name wordt betwist dat de minderjarige nog naar een crèche gaat voor Afl. 450,- per maand, of dat hij op zwemles en karate zit. Verder heeft hij aangevoerd dat hij na aftrek van zijn noodzakelijke vaste lasten, maandelijks slechts een bedrag van Afl. 96,- over houdt, maar dat hij desondanks bereid is om met een bedrag van Afl. 150,- per maand bij te dragen in voornoemde kosten van de minderjarige.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,-.
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de posten buitenschoolse activiteiten (karate en zwemles) ad Afl. 125,-, nu uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de minderjarige deze activiteiten volgt. Het gerecht zal geen rekening houden met de opgevoerde post “naschoolse opvang”, nu de moeder ter zitting te kennen heeft gegeven dat de minderjarige niet meer naar de crèche gaat.
4.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 575,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij kindertoelage ten behoeve van de minderjarige ontvangt van Afl. 55,- per maand. Dit bedrag komt de minderjarige toe.
4.4.2
Voorts blijkt uit de loonstroken dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.313,-. De moeder is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks een vakantie-uitkering (Afl. 2.665), voorjaarspremie (Afl. 1.600), reparatiepremie (Afl. 1.600) en najaarspremie (Afl. 1.600). Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook Afl. 2.935.
4.4.3
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400 per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “lening Mack’s Total Finance” ad Afl. 312,68. Met de door de moeder opgevoerde post “huur” ad Afl. 1.000 zal het gerecht niet apart rekening houden, nu uit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder in huis woont met haar moeder, en dat zij met (die) Afl. 1.000 bijdraagt in de kosten van het (gezamenlijke) huishouden, waaronder ook de kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting, welke kosten reeds in het forfaitair bedrag zijn inbegrepen.
4.4.4
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.715.
4.4.5
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.935 - Afl. 1.715 =) Afl. 1.220, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.246,25.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400 per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post “lening Crown” ad Afl. 250. Met de door de vader opgevoerde post “huur” ad Afl. 500 zal het gerecht niet apart rekening houden, nu uit de overgelegde stukken blijkt dat in deze huurbijdrage tevens de – reeds in het forfaitair bedrag inbegrepen – kosten van elektriciteit, van water, van internet- en cable-aansluiting zijn begrepen.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.650.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.246,25 - Afl. 1.650 =) Afl. 596,25, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.6
Gelet op de wijze waarop het inkomen van de vader zich tot dat van de moeder verhoudt en op alle overige omstandigheden van dit geval acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 175 per maand, in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De man wordt in staat geacht tot betaling van voornoemde bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die aan die bijdrage behoefte hebben. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2019.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de vader [Verweerder] met ingang van 1 oktober 2019 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in Aruba, op een bedrag van Afl. 175,- per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 19 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.