In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 november 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de Voogdijraad als verzoeker en de vader als verweerder. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 augustus 2019 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019 waren de vader, de moeder en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad aanwezig. De minderjarige, geboren in 2015, is het kind van de vader en de moeder, waarbij de moeder het gezag alleen uitoefent. De vader werd verzocht een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, maar hij voerde verweer en stelde dat zijn draagkracht beperkt was.
Het gerecht oordeelde dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen naar draagkracht. De kosten van verzorging en opvoeding werden vastgesteld op Afl. 575,- per maand, waarbij rekening werd gehouden met de werkelijke kosten en de draagkracht van beide ouders. De moeder had een netto-inkomen van Afl. 2.935,- per maand, terwijl de vader een netto-inkomen had van Afl. 2.246,25. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, werd de vader in staat geacht een bijdrage van Afl. 175,- per maand te betalen, ingaande op 1 oktober 2019. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek om een hogere bijdrage werd afgewezen.