ECLI:NL:OGEAA:2019:744

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
AUA201902434
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in Aruba met betrekking tot de Voogdijraad

Op 19 november 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van zeven minderjarigen, aangevraagd door de Voogdijraad. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juli 2019 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019 waren de moeder van de minderjarigen en de voorgestelde gezinsvoogdes aanwezig, evenals de raadsonderzoekers van de Voogdijraad. De minderjarigen, geboren tussen 2010 en 2018, stonden onder toezicht van de Voogdijraad vanwege zorgen over hun ontwikkeling en de omstandigheden waarin zij opgroeiden.

De moeder had alleen het ouderlijk gezag en de Voogdijraad had eerder voorlopige ondertoezichtstellingen aangevraagd voor enkele van de minderjarigen. De rapporten van de Voogdijraad wezen op de instabiele woonsituatie van de moeder en haar financiële problemen, wat leidde tot verwaarlozing van de kinderen. De gezinsvoogdes meldde dat de situatie verbeterde sinds de voorlopige ondertoezichtstelling, en dat de moeder openstond voor hulpverlening.

Het gerecht oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de ondertoezichtstelling en dat de hulpverlening moest worden voortgezet. De beschikking houdt in dat de minderjarigen voor de duur van één jaar onder toezicht worden gesteld, met handhaving van de benoeming van de gezinsvoogdes. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 19 november 2019
behorend bij EJ nr. AUA201902434
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
met betrekking tot de minderjarigen:
[Minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in Aruba,
[Minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in Aruba,
[Minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2013 in Aruba,
[Minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba,
[Minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2016 in Aruba,
[Minderjarige 6], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba,
[Minderjarige 7], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba.
Belanghebbenden:
[Belanghebbende 1], de moeder,
[Belanghebbende 2],de gezinsvoogdes.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 22 juli 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 8 oktober 2019, in aanwezigheid van de raadsonderzoekers van de Voogdijraad, de heer [raadsonderzoekers 1] en mevrouw [raadsonderzoeker 2], de moeder in persoon en de voorgestelde gezinsvoogdes. De

2.DE FEITEN

2.1
Van voornoemde minderjarigen staat alleen het moederschap vast, zodat de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarigen alleen uitoefent.
2.2
Bij mondelinge beslissing van 16 juli 2019, zijn de minderjarigen [minderjarige 1], [minderjarige 5], [minderjarige 6] en [minderjarige 7] voorlopig onder toezicht gesteld, met benoeming van mevrouw [belanghebbende 1] als gezinsvoogdes.
Bij beslissing van 23 juli 2019 zijn ook de minderjarigen [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voorlopig onder toezicht gesteld.
Deze beslissingen zijn opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 23 juli 2019, behorende bij de zaak met nummer AUA201902433.

3.HET VERZOEK

Het ter zitting gewijzigde verzoek strekt tot de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de periode van één jaar met (handhaving van de) benoeming van mevrouw [belanghebbende 2] als gezinsvoogdes.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter een kind onder toezicht stellen indien het zodanig opgroeit, dat het met de zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd.
4.2
De Voogdijraad schrijft in zijn rapport van 24 juli 2019, dat de moeder met de oudste zoon en de drie jongste kinderen vanaf juli 2019 via de Directie Sociale Zaken tijdelijk onderkomen heeft in een appartement. Het gezin heeft het financieel moeilijk, nu de moeder bijstand ontvangt en haar partner, de biologische vader van haar 5 jongste kinderen, geen verblijfsvergunning heeft en geen vaste baan. Vanwege de instabiele woonsituatie van moeder en haar precaire financiële situatie, gingen de minderjarigen regelmatig niet naar school, en hadden zij geen structuur en stabiliteit. De moeder heeft in het jaar 2016 begeleiding van de Directie Sociale Zaken gekregen, maar die hulpverlening en begeleiding in het vrijwillige kader heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
De Voogdijraad acht het noodzakelijk dat er hulpverlening voor het gezin komt: de moeder heeft begeleiding nodig om haar verantwoordelijkheid als gezagsdrager op zich te nemen en wat betreft haar financiële problemen, en opvoedingsondersteuning ter voorkoming van fysieke – en emotionele verwaarlozing. De Voogdijraad adviseert om de minderjarigen onder toezicht te stellen ter voorkoming van een verdere bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen.
4.3
De gezinsvoogdes heeft ter zitting meegedeeld dat het sinds de voorlopige ondertoezichtstelling beter gaat met het gezin. Zij heeft bemiddeld bij de FCCA en de Directie Sociale Zaken om adequate woning voor het gezin te vinden. Het gezin heeft intensieve thuiszorg nodig en de gezinsvoogdes is bereid dat aan te bieden. Zij acht een uithuisplaatsing niet nodig, nu het beter gaat met de minderjarigen, de moeder de geboden hulp aanvaardt en de moeder en de minderjarigen een hechte band met elkaar hebben.
4.4
Het gerecht is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en overweegt daartoe als volgt.
Uit het rapport van de Voogdijraad en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat er hulpverlening in het gezin nodig is. Moeder staat open voor de hulpverlening. Verder is gebleken dat er een stijgende lijn te zien is in de ontwikkeling van de minderjarigen, waarbij de nieuwe huisvesting en de verbeterde houding van de moeder ten aanzien van de verzorging en opvoeding een rol hebben gespeeld. De gezinsvoogdes is door haar bijzondere bevoegdheden in staat om de geïndiceerde hulpverlening aan te bieden en te bewerkstelligen. De gezinsvoogdes heeft aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen en is in staat om stappen te ondernemen indien de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarigen bedreigd wordt onder het gezag van de moeder.
4.5
Naar het oordeel van het gerecht is een ondertoezichtstelling, binnen welk kader de benodigde hulpverlening wordt voortgezet en erop wordt toegezien dat de moeder een hulpverleningstraject volgt, daarom aangewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
stelt onder toezicht voor de duur van één jaar ingaande heden, de volgende minderjarigen:
[Minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 in Aruba,
[Minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 in Aruba,
[Minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2013 in Aruba,
[Minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba,
[Minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2016 in Aruba,
[Minderjarige 6], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba en
[Minderjarige 7], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba,
handhaaft [Belanghebbende 2] als gezinsvoogdes,
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 19 november 2019 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.