ECLI:NL:OGEAA:2019:741

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AUA201903655
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot schorsing van een uitzettingsbevel op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 november 2019 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van een uitzettingsbevel. Verzoekster, een Venezolaanse vrouw, was op 12 juli 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van drie dagen. Op 19 oktober 2019 werd zij aangetroffen door de afdeling Vreemdelingentoezicht en werd haar uitzetting bevolen. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beschikking en diende op 22 oktober 2019 een verzoekschrift in bij het gerecht, waarin zij stelde dat het bevelschrift tot uitzetting onrechtmatig was, omdat het niet binnen zes uur na haar aankomst was afgegeven.

De voorzieningenrechter overwoog dat de zesuurstermijn niet van toepassing is op bevelschriften tot uitzetting. Tevens werd vastgesteld dat verzoekster sinds 17 juli 2017 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verbleef, waardoor de minister bevoegd was om haar uit te zetten. De rechter oordeelde dat er geen grond was voor schorsing van het bevelschrift, en dat het verzoek van verzoekster werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 13 november 2019
Lar nr. AUA201903655

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[ Verzoekster ],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. C.L. Geerman (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 19 oktober 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 21 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Op 22 oktober 2019 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 30 oktober 2019. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoekster is op 12 juli 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van drie dagen.
2.2
Op 19 oktober 2019 is verzoekster door de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba werkend aangetroffen bij [ X ] als ‘kassa’.
2.3
Bij bestreden beschikking heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
De standpunten van partijen
3. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat mevrouw G.E.M. Hassell niet bevoegd is om namens de minister van Justitie het bevelschrift tot uitzetting te nemen. Verder betoogt verzoekster dat het bevelschrift tot uitzetting onrechtmatig is, nu dit niet is gegeven binnen zes uur na aankomst van verzoekster op de plaats van het verhoor. Verweerder neemt de tegenovergestelde standpunten in.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Vast staat dat verzoekster sinds 17 juli 2017 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu bevoegd is verzoeker uit te zetten.
6. De voorzieningenrechter ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot uitzetting.
7. Wat betreft de mandatering van mevrouw Hassell heeft verweerder – met instemming van verzoekster – na afloop van de zitting aan het gerecht een Ministeriele Beschikking van de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, met dagtekening 26 mei 2018 gestuurd. Daarin is onder meer vermeld:
“Overwegende:
Dat de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, ingevolge de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (AB 1993, no. GT 33) (hierna ook te noemen: LUTV) bevoegd is tot verwijdering en inbewaringstelling van bepaalde personen;
(…)
dat daarbij is aangegeven dat het hierbij in het bijzonder gaat om de verwijdering en inbewaringstelling van personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het Land zijn binnengekomen;
dat het thans wenselijk is om de commissaris van politie bij het Korps Politie Aruba, mevrouw Gertrude E.M. Hassell, te mandateren om in naam van de ondergetekende te handelen bij de uitvoering van de genoemde bevoegdheden, om dezelfde redenen als vermeld in de tweede overweging;
HEEFT BESLOTEN:
I. De Commissaris van politie bij het Korps Politie Aruba, mevrouw Gertrude E.M. Hassell, mandaat te verlenen om:
a. Namens ondergetekende beslissingen te nemen en uit te voeren omtrent de verwijdering en inbewaringstelling van personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het Land zijn binnengekomen;
b. Bevelschriften, bedoeld in artikel 19, derde lid, van de LUTV, te ondertekenen.
8. Gelet op dit mandateringsbesluit is mevrouw Hassell bevoegd om namens de minister het onderhavige bevelschrift tot uitzetting te nemen.
9. Wat betreft de zesuurstermijn overweegt de voorzieningenrechter dat deze termijn niet geldt voor het uitreiken van bevelschriften tot uitzetting.
10. Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.