ECLI:NL:OGEAA:2019:735

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AUA201903416
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen brief van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie inzake asielverzoek

In deze zaak heeft verzoekster, een Venezolaanse nationaliteit, bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, waarin zij werd gewezen op de mogelijkheid om een formeel asielverzoek in te dienen. Verzoekster had op 17 september 2019 een asielwens geuit, maar had tot op dat moment geen formeel verzoek ingediend. De rechtbank oordeelde dat, omdat verzoekster geen formeel asielverzoek had ingediend, aangenomen mocht worden dat haar asielwens niet langer bestond. De brief van de minister werd niet aangemerkt als een beschikking, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak vond plaats op 30 oktober 2019, na een zitting op 16 oktober 2019 waar zowel verzoekster als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De voorzieningenrechter benadrukte dat de brief van de minister geen rechtsgevolg had en dat verzoekster in de gelegenheid was gesteld om een asielverzoek in te dienen, maar dit niet had gedaan. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening eveneens niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 30 oktober 2019
Lar nr. AUA201903416

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: J.M. Harewood(DIMAS).

PROCESVERLOOP

Namens verzoekster is op 17 september 2019 een asielwens geuit.
Bij brief van 25 september 2019 heeft verweerder verzoekster erop gewezen dat zij bij DIMAS een formeel asielverzoek kan indienen.
Verzoekster heeft tegen de brief van 25 september 2019 bezwaar gemaakt.
Op 4 oktober 2019 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 oktober 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader
1. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
Feiten
2.1
Verzoekster is op 1 september 2017 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van twee dagen.
2.2
Op 16 september 2019 is verzoekster werkend aangetroffen als verkoopster bij Agree Fashion.
2.3
Bij bevelschrift van 16 september 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
2.4
Gemachtigde heeft op 17 september 2019 per fax namens verzoekster verzocht om asiel. In dit faxbericht zijn behalve de naam en geboortedatum van verzoekster geen andere (contact)gegevens vermeld.
2.5
Bij brief van 25 september 2019 heeft de minister op dit verzoek geantwoord dat een toereikende machtiging bij de asielwens van 17 september 2019 ontbreekt. Verder wordt verzoekster erop gewezen dat zij door middel van een registratieformulier een formeel asielverzoek bij DIMAS kan indienen en dat een afspraak moet worden gemaakt voor het persoonlijk horen.
2.6
Verzoekster heeft tegen de brief van 25 september 2019 bezwaar gemaakt. Op 4 oktober 2019 heeft verzoekster een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
2.7
Bij uitspraak van 2 oktober 2019 heeft de voorzieningenrechter van het gerecht geoordeeld dat geen grond bestaat voor schorsing van het bevelschrift tot uitzetting van 16 september 2019.
De standpunten van partijen
3. Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking totdat op het bezwaar is beslist.
Beoordeling
4 Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Asielwens
5. In het faxbericht van 17 september 2019 heeft de gemachtigde namens verzoekster verzocht om asiel. In deze brief zijn behalve de naam en geboortedatum van verzoekster geen andere (contact)gegevens vermeld.
6. Voornoemd faxbericht betreft geen asielaanvraag conform de voorgeschreven procedure. Met deze brief is namens verzoekster slechts een asielwens geuit.
Gelegenheid tot asielverzoek
7. Op grond van artikel 19f in samenhang met artikel 19 Toelatingsbesluit 2009 moet de vreemdeling die in Aruba ten opzichte van een migratieambtenaar zijn wens tot asiel heeft geuit, in de gelegenheid worden gesteld een asielverzoek in te dienen. Het verzoek wordt gedaan op een daartoe bestemd formulier. Deze bepalingen uit het Toelatingsbesluit 2009 zijn in werking getreden per 4 juli 2019 (AB 2019, no. 40).
8. in de brief van 25 september 2019 heeft verweerder verzoekster erop gewezen dat zij door middel van een registratieformulier een formeel asielverzoek bij DIMAS kan indienen en dat een afspraak moet worden gemaakt voor het persoonlijk horen. Met deze brief heeft verweerder verzoekster dus in de gelegenheid gesteld een asielverzoek in te dienen. Verweerder heeft daarmee gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 19, lid 1 Toelatingsbesluit 2009. Nu verzoekster nog steeds geen formeel asielverzoek heeft ingediend, mag ervan worden uitgegaan dat bij verzoekster de asielwens niet langer bestaat en dat zij de asielprocedure niet in gang wenst te zetten.
Ontvankelijkheid
9. Met de brief van 25 september 2019 heeft verweerder verzoekster in de gelegenheid gesteld een asielverzoek in te dienen. De uitlatingen in deze brief zijn niet gericht op enig rechtsgevolg. Dit betekent dat deze brief niet kan worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 2, lid 1, Lar. Het bezwaar tegen deze brief zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is eveneens niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.