ECLI:NL:OGEAA:2019:732

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
AUA201901518
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor belastingschulden en ontvankelijkheid in beroep tegen aansprakelijkstelling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, een directeur en aandeelhouder van Y N.V., en de Ontvanger van Aruba. Belanghebbende was aansprakelijk gesteld voor belastingschulden van de NV, en de notaris had een bedrag van Afl. 127.062,73 aan de Ontvanger afgedragen. Belanghebbende maakte bezwaar tegen de aansprakelijkstelling en stelde dat de Ontvanger de procedurele regels van de Landsverordening aansprakelijkheid belastingen en premies volksverzekeringen niet had nageleefd. Het Gerecht oordeelde dat de aansprakelijkstelling niet in stand kon blijven omdat de Ontvanger de vereiste procedurele stappen niet had gevolgd. De vraag over de vordering en de verjaring diende voorgelegd te worden aan de civiele rechter. Het Gerecht vernietigde de uitspraak op bezwaar en de aansprakelijkstelling, en oordeelde dat de kosten van de procedure door de Inspecteur vergoed moesten worden. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedure bij aansprakelijkstelling voor belastingschulden.

Uitspraak

Uitspraak van 5 november 2019
BBZ nr. AUA201901518
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
Op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X, wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE ONTVANGER VAN ARUBA,zetelend in Aruba,
de Ontvanger.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Op 20 juni 2018 is door de Ontvanger, voor belastingschulden waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld, op basis van artikel 10 van de Landsverordening invordering directe belastingen (LIDB) een vordering gedaan bij de notaris voor een bedrag van Afl. 1.624.486,14. De notaris heeft naar aanleiding hiervan de aan belanghebbende toekomende gelden (bedrag van Afl. 127.062,73) aan de Ontvanger afgedragen.
1.2
Belanghebbende heeft daartegen bij de Ontvanger op 5 december 2018 bezwaar gemaakt. Op 5 maart 2019 heeft de Ontvanger uitspraak op bezwaar gedaan.
1.3
Belanghebbende is op 3 mei 2019 in beroep gekomen. Daarbij heeft belanghebbende Afl. 25 aan griffierecht betaald.
1.4
De Inspecteur heeft op 6 augustus 2019 een verweerschrift met producties ingediend.
1.5
Partijen zijn opgeroepen tot het bijwonen van een zitting op 12 september 2019. Belanghebbende verschenen samen met haar echtgenoot A. Namens de Ontvanger is verschenen mr. B en namens de Inspecteur, mr. C.

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende is directeur en aandeelhouder van Y N.V. (hierna NV). De NV heeft gelet op de overgelegde rekeninginformatie op 19 juni 2018 een schuld ten bedrage van Afl. 104.570,46 aan winstbelasting, inclusief rente- en aanmaningskosten (jaren 2003 tot en met 2006) bij de Ontvanger evenals een schuld ten bedrage van Afl. 1.281.787,68 aan loonbelasting en premies inclusief rente- en aanmaningskosten (jaren 2001 tot en met 2006).
2.2
Bij schrijven van 20 juni 2018 (vordering op een derde) heeft de Ontvanger op basis van artikel 10 LIDB bij de notaris een vordering gedaan voor de betaling van een bedrag van Afl. 1.624.486,14. Volgens dit schrijven is belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de belastingschulden van onder andere NV. De vordering houdt in dat de notaris de gelden - ter zake van de verkoop van een onroerend goed - die hij onder zich zal krijgen van belanghebbende, aan de Ontvanger moet betalen.
2.3
De notaris heeft naar aanleiding van deze vordering een bedrag van Afl. 127.062,73 aan de Ontvanger betaald. Dit bedrag is volgens de Ontvanger op 10 september 2018 verrekend met openstaande belastingschulden waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld.
2.4
Over de aansprakelijkstelling voor de belastingschulden van de NV heeft de Ontvanger in de brief van 5 maart 2019 het volgende vermeld:
“In verband met het bezwaar tegen de aansprakelijkheidsstelling voor de schulden van Y N.V. heeft u een historische uittreksel uit de Kamer van Koophandel opgestuurd ter beoordeling. Hieruit blijkt nog altijd dat u directeur bent van Y N.V. U bent derhalve terecht aansprakelijk gesteld voor de schulden van de vennootschap.”
2.5
Op 1 oktober 2018 heeft belanghebbende bij de Ontvanger voor de belastingschulden van de NV een beroep op verjaring gedaan op basis van artikel 13, lid 1 van de LIDB omdat het bedrijf vanaf het jaar 2004 inactief is. Dit verzoek is door de Ontvanger gehonoreerd. Daarover is in de brief van 5 maart 2019 het volgende vermeld:
‘Op 1 oktober heeft u (…) een verjaringsverzoek ingediend ten name van Y N.V. Dit verzoek is behandeld, waaruit is gebleken dat de aanslagen (die op dat moment open stonden) verjaard zijn.’
2.6
Volgens het uittreksel van het register van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) is belanghebbende vanaf 23 september 2003, de directeur van de vennootschap. De vennootschap is volgens het uittreksel op 2 juni 2006 ambtshalve doorgehaald uit het register van de KvK.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
In geschil is of belanghebbende ontvankelijk is in haar beroep tegen de aansprakelijkstelling en of de Ontvanger terecht een vordering bij de notaris heeft gedaan.
3.2
Belanghebbende stelt dat zij moet worden ontvangen in haar beroep tegen de aansprakelijkstelling en dat de vordering niet terecht is gebeurd. De Ontvanger stelt dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in haar beroep. Daartoe voert hij -samengevat – aan dat in het geval de aansprakelijkstelling bij beschikking moet gebeuren, dit nog niet is geschied. Het beroep is daarom prematuur. In het geval voor de aansprakelijkstelling geen beschikking nodig is omdat de aansprakelijkstelling uit de wet voortvloeit (artikel 16 van de Landsverordening winstbelasting (LWB) en artikel 21 van de Landsverordening Loonbelasting (LLB)), dan ligt de beroepsprocedure volgens de Ontvanger niet voor de hand. Hij verwijst daarbij naar het standpunt van de civiele rechter in het geding van 4 mei 2016, KG 600 van 2006. Met betrekking tot de vordering en daarmee samenhangend het geschil over de verjaring, is de Ontvanger van mening dat enkel de civiele rechter bevoegd is daarover te oordelen.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

Bevoegdheid

4.1
Met betrekking tot het geschil over de vordering en de verjaring is de civiele rechter bevoegd te oordelen en niet de belastingrechter. Met betrekking tot het geschil over de aansprakelijkstelling is de belastingrechter wel bevoegd.
Wettelijke regeling aansprakelijkstelling
4.2
De Landsverordening aansprakelijkheid belastingen en premies volksverzekeringen (hierna: LABP) is op 1 juni 2014 in werking getreden.
4.3
Ingevolge artikel XI, lid 1, van de Invoeringsverordening LABP (AB 2014 no. 10) is de LABP van toepassing op aansprakelijkstellingen die op of na het tijdstip van inwerkingtreding van de LABP (1 juni 2014) plaatsvinden, met inachtneming van het tweede lid.
4.4
In artikel XI, lid 2, van de Invoeringsverordening LABP is bepaald dat als een belastingaanslag betrekking heeft op een tijdvak dat ligt vóór de inwerkingtreding van de LABP (1 juni 2014), geen aansprakelijkstelling kan plaatsvinden voor de belastingschuld op de voet van hoofdstuk II van de LABP. Voor die belastingschulden kan aansprakelijkstelling plaatsvinden op grond van de aansprakelijkheidsbepalingen in de belastingverordeningen, zoals deze luiden vóór de inwerkingtreding van de LABP.
4.5
Tot de inwerkingtreding van de LABP was in artikel 16 van de LWB bepaald dat de bestuurders van een vennootschap hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de vennootschap verschuldigde belasting. In artikel 21 LLB was de aansprakelijkheid voor de loonbelasting geregeld.
4.6
Het bepaalde in artikel XI van de Invoeringsverordening LABP brengt mee dat hoofdstuk III van de LABP (formele bepalingen) wel van toepassing is in gevallen als de onderhavige, waarin de aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden na inwerkingtreding van de LABP (vgl. de uitspraak van GEA van 12 april 2019, ECLI:NL: OGEAA:2019:218). De aansprakelijkstelling dient derhalve te worden geformaliseerd bij beschikking van de Ontvanger, welke beschikking vatbaar is voor bezwaar en beroep. Daaraan doen niet af de artikelen 16 LWB en 21 LLB, waarin immers de materiele aansprakelijkheid van bestuurders zijn geregeld.
4.7
In hoofdstuk III van de LABP (artikel 10) is voorgeschreven op welke wijze de Ontvanger de materiële aansprakelijkheid van een derde voor de belastingschuld van een ander kan omzetten in een formele aansprakelijkstelling, namelijk door een beschikking te nemen en die vervolgens als aangetekend stuk aan de aansprakelijkgestelde toe te zenden.
Ontvankelijkheid bezwaar en beroep
4.8
Het Gerecht oordeelt dat tegen de aansprakelijkheidsstelling bezwaar moet worden gemaakt bij de Ontvanger en niet bij de Inspecteur der belastingen omdat het een beslissing betreft die de Ontvanger en niet de Inspecteur der belastingen heeft genomen. Het vorenstaande staat er overigens niet aan in de weg dat de Ontvanger bij de behandeling van een bezwaar dat is gericht tegen de omvang van de aansprakelijkheid en een relatie heeft met de onderliggende aanslag, overleg pleegt met de Inspecteur.
4.9
De vordering van 20 juni 2018 houdt in het onderhavige geval tevens in de aansprakelijkstelling van belanghebbende voor de belastingschulden van de NV. De aansprakelijkstelling is gelet op hetgeen hiervoor (4.6 en 4.7) is overwogen niet op de juiste wijze gebeurt. Over de gevolgen hiervan, zal hierna (4.12) worden ingegaan. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat zij pas bij ontvangst van de nota van de notaris van 3 september 2018 bekend is geworden met de vordering. Zij heeft naar aanleiding daarvan bij schrijven van 1 oktober 2018 een verzoek tot verjaring voor de belastingschulden van NV ingediend bij de Ontvanger. Ook heeft zij op 5 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de vordering. Deze brieven moeten worden geacht ook gericht te zijn tegen de aansprakelijkstelling van de belanghebbende voor de schulden van de NV. Belanghebbende heeft daarom tijdig - binnen twee maanden nadat zij bekend is geworden met de aansprakelijkstelling - bezwaar gemaakt.
4.1
De Ontvanger heeft in de uitspraak op bezwaar (zie 2.4) beslist dat de aansprakelijkstelling terecht is gebeurd. Daartegen heeft belanghebbende tijdig beroep ingesteld.
4.11
Ingevolge artikel 10, lid 1 van de LABP geschiedt de aansprakelijkstelling bij beschikking van de Ontvanger na het tijdstip waarop degene die de belasting of premieschuld verschuldigd is, in gebreke is met de betaling van zijn belasting- of premieschuld. De beschikking vermeldt in ieder geval de gronden waarop de aansprakelijkheid berust, het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de termijn waarbinnen het bedrag moet worden betaald. Ingevolge artikel 10, lid 2 van de LABP bezorgt de ontvanger een afschrift van de beschikking per aangetekende post of reikt hem tegen ontvangstbewijs uit.
4.12
Nu het vast staat dat de ontvanger de (procedure)regels vervat in artikel 10, lid 1 en 2 van de LABP niet in acht heeft genomen kan de aansprakelijkstelling reeds om deze reden niet in stand blijven. Hierbij wordt opgemerkt dat de (procedure)regels juist dienen ter bescherming van de aansprakelijkgestelde.
4.13
Uit het voorgaande volgt dat de uitspraak op bezwaar en de aansprakelijkstelling dienen te worden vernietigd. Zoals hiervoor is verwogen dient de vraag over de vordering en de verjaring te worden voorgelegd aan de civiele rechter. De belastingrechter overweegt ten overvloede dat met de vernietiging van de aansprakelijkstelling de grondslag van de vordering is komen te vervallen.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

5.1
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in het Landsbesluit proceskostenvergoeding in belastingzaken.
5.2
In artikel 1 van dit Landsbesluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Dat belanghebbende kosten voor beroepsmatige bijstand heeft gemaakt blijkt uit de door haar overgelegde factuur. Deze kosten worden forfaitair berekend op Afl. 700 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 1). Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 4, LBB, het betaalde griffierecht van Afl. 25 aan belanghebbende te vergoeden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
  • verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het geschil voor zover het betreft de vordering en de verjaring;
  • verklaart het beroep voor zover het betreft de aansprakelijkstelling gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aansprakelijkstelling;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van Afl. 700; en
  • draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter, en uitgesproken op 5 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op …………………………. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: Afl. 75
- personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300