In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 29 oktober 2019, is het verzoek van de man tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de minderjarige behandeld. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, heeft het verzoek ingediend na de echtscheiding van de moeder, die ook aanwezig was met haar advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 mei 2019 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 september 2019. De bijzondere curator, benoemd door de Voogdijraad, vertegenwoordigde de minderjarige in deze zaak.
De feiten tonen aan dat de man meer dan een jaar voor het indienen van het verzoek op de hoogte was van het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader van de minderjarige was. Dit leidde tot de conclusie dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek. De bijzondere curator heeft echter het vaderschap van de man ontkend en verzocht om gegrondverklaring van deze ontkenning. De moeder erkende dat de man niet de verwekker van de minderjarige was, wat voldoende bewijs opleverde voor de stelling van de man.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de ontkenning van het vaderschap van de man gegrond te verklaren, de Voogdijraad als bijzondere curator te benoemen, en de kosten van de procedure te compenseren, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De man kreeg ook toelating om kosteloos te procederen, gezien zijn bewijs van onvermogen.