ECLI:NL:OGEAA:2019:713

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
229 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie met betrekking tot cocaïnehandel

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan tegen de verdachte, geboren in 1982 en wonende in Venezuela, die thans gedetineerd is in Aruba. De zaak betreft deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 20 september 2019, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, eiste een gevangenisstraf van 398 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die tussen 1 januari 2019 en 16 januari 2019 actief was in Aruba, Colombia, Venezuela, Nederland, België en Groot-Brittannië, met als doel het plegen van misdrijven, waaronder de handel in cocaïne. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van de bewijsmiddelen concludeerde het Gerecht dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan deelname aan de criminele organisatie.

De verdediging voerde aan dat de verdachte slechts eenmalig contact had gehad met medeverdachten, maar het Gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een duurzame en gestructureerde samenwerking. De verdachte had bijgedragen aan de voorbereiding en uitvoering van de cocaïnehandel, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van 398 dagen, met een voorwaardelijk deel van 150 dagen, en bepaalde dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/00289
Zaaknummer: 229 van 2019
Uitspraak: 11 oktober 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende in Venezuela,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
1.Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van driehonderdachtennegentig (398) dagen, waarvan honderdvijftig (150) dagen voorwaardelijk met proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft, conform de door hem overgelegde pleitnotities, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
1 januari 2019 tot en met 16 januari 2019, op Aruba en/of
in Colombia en/of Venezuela en of Nederland en/of België en/of Groot Brittannië,
heeft deel genomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten uit verdachte en/of
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het:
- opzettelijk invoeren en/of uitvoeren en/of doorvoeren,
- bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren,
- bezitten en/of aanwezig hebben en/of aanwenden;
van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne;
- en/of het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening verdovende middelen, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 3 Landsverordening verdovende middelen.
3.Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
1 januari 2019 tot en met 16 januari 2019, op Aruba
en/of
in Colombia en/of Venezuela en of Nederland en/of België en/of Groot Brittannië,
heeft deel genomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten uit verdachte en/of
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 3]en
/of[medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 5]en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het:
- opzettelijk invoeren en/of uitvoeren en/of doorvoeren,
-
bereidenen
/of bewerken en/of verwerken en/ofverkopen
en/of afleveren
en/of verstrekken
en/of vervoeren,
- bezitten e
n/of aanwezig hebben
en/of aanwenden;
van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne;
- en
/of het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening verdovende middelen, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 3 Landsverordening verdovende middelen;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
5.Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
6.Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte slechts eenmaal een gesprek heeft gevoerd met een medeverdachte dat tot de handel in drugs valt te herleiden. Derhalve is er geen sprake van een duurzame en structurele samenwerking.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Het Gerecht stelt voorop dat voor deelname aan een criminele
sprake moet zijn van een organisatie die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voorts moet sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen concludeert het Gerecht ten aanzien van alle (mede)verdachten in het onderzoek “[onderzoeksnaam]”, met uitzondering van de medeverdachte [medeverdachte 3], dat zij tezamen en in vereniging een duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband hebben gevormd, met ook andere onbekend gebleven personen in Aruba, Venezuela of Europa. Verdachten hebben verschillende activiteiten verricht, die naar het oordeel van het Gerecht zowel gericht waren op het invoeren, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen dan wel aanwezig hebben van cocaïne, als ook met het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening verdovende middelen.
De organisatie heeft in ieder geval van december 2017 tot en met 16 januari 2019 gefunctioneerd en had dan ook een duurzaam karakter. Dat die organisatie in de loop van de tijd in verschillende samenstellingen heeft gefunctioneerd, waarbij aan verdachte deelname aan de organisatie gedurende een kortere periode ten laste is gelegd, maakt dat niet anders.
In het dossier bevinden zich verslagen van de OVC-gesprekken tussen onder meer de verdachte en [medeverdachte 1], opgenomen in diens auto. In deze gesprekken wordt in min of meer versluierde taal gesproken over het kopen, leveren en vervoeren van cocaïne. Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan de voorbereiding en verwerkelijking van die cocaïnehandel.
Dat de verdachten zich bedienen van versluierd taalgebruik duidt op gestructureerde samenwerking. Het vergt immers de nodige onderlinge afstemming en het maken van afspraken om voor elkaar begrijpelijk te communiceren in versluierde taal.
De verdachte is op 3 januari 2019 in gezelschap van de medeverdachte [medeverdachte 4] naar Aruba gereisd en heeft in Aruba in hetzelfde appartement als [medeverdachte 4] verbleven. Blijkens observaties heeft de verdachte tijdens zijn verblijf in Aruba meerdere keren contact met [medeverdachte 1]. Voorts blijkt uit de OVC-gesprekken van 6 januari 2019 en 14 januari 2019 dat de verdachte met [medeverdachte 1] gesprekken heeft gevoerd over het leveren van verdovende middelen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat in het OVC-tapgesprek met sessienummer 6544 van 6 januari 2019 tussen de verdachte en [medeverdachte 1], gesproken wordt over de levering van 10 kilo cocaïne.
Het verweer dat de verdachte slechts één keer contact heeft gehad met de medeverdachten en zijn deelname aan de criminele organisatie derhalve niet duurzaam of gestructureerd is, slaagt derhalve niet.
Het betoog van de verdachte dat hij alleen heeft gesproken over handel in verdovende middelen maar dat de transactie uiteindelijk niet is doorgegaan, staat de bewezenverklaring van het ten laste gelegde niet in de weg nu de verdachte heeft bijgedragen aan strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening verdovende middelen.
7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 2:79 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
8.Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
9.Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie met het oogmerk handel in verdovende middelen. Hij heeft zo bewust bijgedragen aan grensoverschrijdende handel in verdovende middelen. Verdovende middelen zijn zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast is de handel in harddrugs een bron voor vermogens- en geweldscriminaliteit.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, niet eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
driehonderdachtennegentig (398)dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
honderdvijftig (150) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
drie (3) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, zittingsgriffier, en op 11 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.