In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De officier van justitie, mr. T. Akkerman, eiste een gevangenisstraf van 398 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en de teruggave van in beslag genomen voorwerpen. De tenlastelegging betrof deelname aan een organisatie die zich bezighield met de handel in cocaïne, met activiteiten die zich uitstrekten van Aruba tot Colombia, Venezuela, Nederland, België en Groot-Brittannië.
Tijdens de zitting op 20 september 2019 heeft de verdediging betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de verdachte geen handelingen in Aruba zou hebben verricht. Het Gerecht oordeelde echter dat de strafwet van Aruba van toepassing was, omdat de gedragingen ook in Aruba plaatsvonden. Het Gerecht achtte de deelname aan de criminele organisatie wettig en overtuigend bewezen, met bewijs dat de verdachte betrokken was bij een gestructureerd samenwerkingsverband met andere verdachten.
De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 398 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het Gerecht oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming rechtvaardigde, gezien de schadelijke impact van verdovende middelen op de samenleving. De in beslag genomen voorwerpen werden, met uitzondering van het paspoort van een medeverdachte, teruggegeven aan de verdachte.