ECLI:NL:OGEAA:2019:710

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
226 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervoer van cocaïne, vuurwapenbezit en deelname aan een criminele organisatie

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het vervoeren van cocaïne, het bezit van een vuurwapen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1966 en thans gedetineerd in Aruba, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara. Tijdens de openbare terechtzitting op 20 september 2019 eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar, met onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk uitvoeren van cocaïne, het bezit van een vuurwapen en deelname aan een criminele organisatie van december 2017 tot en met januari 2019.

Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het onderzoek concludeerde het Gerecht dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had samen met anderen cocaïne uitgevoerd naar Groot-Brittannië en Nederland, en had een vuurwapen in zijn bezit. Het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband met het oogmerk het plegen van misdrijven, wat de deelname aan een criminele organisatie bevestigde.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. Het Gerecht gelastte de onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en andere in beslag genomen voorwerpen, terwijl de overige voorwerpen aan de rechthebbende zouden worden teruggegeven. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de handel in verdovende middelen.

Uitspraak

Parketnummer: P-2019/00266
Zaaknummer: 226 van 2019
Uitspraak: 11 oktober 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
1.Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. T. Akkerman, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de onder rubriek 10 Ain beslag genomen voorwerpen en vordert de teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.
De raadsman heeft conform zijn overgelegde pleitnota bepleit de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
2.Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting– ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van
- februari 2018 tot en met 6 juli 2018 in Aruba en/of Groot Brittannië (12 kilo cocaïne)
- 12 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in Aruba en/of Nederland (1 kilo cocaïne)
tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1,
eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of
in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV,
althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft uitgevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft doorgevoerd en/of afgeleverd en/of vervoerd en/of in bezit en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;
2. hij in of omstreeks de periode van mei 2018 tot en met 16 januari 2019 te Aruba
een vuurwapen en/of munitie,
te weten een pistool, van het merk SIG SAUER, model P228 met serienummer [serienummer],
in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;
3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
december 2017 tot en met 16 januari 2019, op Aruba en/of
in Colombia en/of Venezuela en of Nederland en/of België en/of Groot Brittannië,
heeft deel genomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten uit verdachte en/of
[verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het:
- opzettelijk invoeren en/of uitvoeren en/of doorvoeren,
- bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren,
- bezitten en/of aanwezig hebben en/of aanwenden;
van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne;
- en/of het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel
11c van de Landsverordening verdovende middelen,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 3 Landsverordening verdovende middelen;
3.Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van
- februari 2018 tot en met 6 juli 2018 in Aruba en/of Groot Brittannië (
12 kilo cocaïne)
- 12 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in Aruba en
/ofNederland
(1 kilo cocaïne)
tezamen en in vereniging met anderen
of een ander,
opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1,
eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
of
in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV,
althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft uitgevoerd, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Landsverordening verdovende middelen en/of heeft doorgevoerd en/of afgeleverd en/ofvervoerd en
/ofin bezit en
/ofaanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;
2. hij in
of omstreeksde periode van mei 2018 tot en met 16 januari 2019 te Aruba
een vuurwapen
en/of munitie,
te weten een pistool, van het merk SIG SAUER, model P228 met serienummer [serienummer],
in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Vuurwapenverordening,voorhanden heeft gehad;
3. hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van
december 2017 tot en met 16 januari 2019, op Aruba
en/of
in Colombia en/of Venezuela en of Nederland en/of België en/of Groot Brittannië,
heeft deel genomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van natuurlijke personen, te weten uit verdachte
en/of
[verdachte]en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het:
- opzettelijk invoeren en/of uitvoeren en/of doorvoeren,
- bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren,
- bezitten en/of aanwezig hebben en/of aanwenden;
van een of meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een materiaal bevattende cocaïne;
- en/of het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel
11c van de Landsverordening verdovende middelen,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in artikel 3 Landsverordening verdovende middelen;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
5.Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
6.Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het vuurwapen ondeugdelijk is.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Feit 1, in/uitvoer van cocaïne in de periode februari 2018 tot en met 6 juli 2018 naar Groot Brittannië (12 kilo cocaïne)
Het Gerecht acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging cocaïne naar Groot Brittannië heeft vervoerd, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
Op 6 juli 2018 zijn twee personen op de luchthaven Gatwick Londen aangehouden met 11,8 kilo cocaïne in twee geprepareerde koffers. Deze personen zijn op 28 juni 2018 vanuit Londen naar Aruba gevlogen en op 5 juli 2018 weer vertrokken vanuit Aruba naar Londen.
Uit het strafrechtelijk onderzoek “[onderzoeksnaam]” is gebleken dat in de periode 2 tot en met 7 juli 2019 op Aruba een vakantiewoning, [adres 1] is gehuurd door mevrouw [vrouw 1]. Op haar telefoon zijn foto’s aangetroffen van in deze woning geprepareerde koffers en pakketten met wit poeder. De koffers vertonen grote gelijkenis met de koffers van de in Londen aangehouden personen.
De auto van de zoon van de verdachte is in de week van 3 juli tot en met 6 juli 2018 drie maal geparkeerd bij de woning aan de [adres 1], waarbij gezien werd dat de verdachte op 6 juli 2018 uitstapte en de woning inging.
De verdachte voert in zijn auto diverse telefoongesprekken met een zekere [vrouw 2], die in Engeland verblijft:
Op 15 juni 2018 bespreekt de verdachte met [vrouw 2] een bestelling van perico tegen 40, 50 (OVC-gesprek, sessienummer 4427);
Op 15 juni 2018 zegt [vrouw 2] tegen de verdachte dat haar vrienden klaar staan en dat zij het geld heeft om de vliegtickets te betalen zodat zij op vakantie kunnen gaan (OVC-gesprek, sessienummer 4432);
Op 18 juni 2018 zegt [vrouw 2] dat zij twee personen heeft. De verdachte antwoordt haar dat hij moet wachten omdat het belangrijkste er niet is (OVC-gesprek, sessienummer 4529).
Blijkens een OVC-gesprek van 12 augustus 2018 (sessie 6829) zegt de verdachte tegen een onbekend gebleven persoon dat “we een val hebben gehad en daar 12 cosos zijn uitgegaan”.
In het proces-verbaal bevindingen heimelijke communicatie is gerelateerd dat met de woorden “perico” en “cosos” cocaïne wordt aangeduid. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat de gesprekken met [vrouw 2] gaan over cocaïne maar dat hij niet geïnteresseerd was daaraan mee te werken. [vrouw 2] heeft met hem over drugs gesproken omdat hij een drugsverleden heeft.
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, concludeert het Gerecht dat de verdachte samen met [vrouw 2] een drugstransport van ongeveer 12 kilo vanuit Aruba naar Engeland heeft verzorgd. De verklaring van de verdachte dat er slechts sprake is geweest van telefoongesprekken over drugs en dat hij geweigerd heeft mee te werken, acht het Gerecht ongeloofwaardig. Uit de tapgesprekken valt dat in het geheel niet op te maken.
Feit 1, in de periode van 12 augustus 2018 tot en met 15 september 2018 in/uitvoer van 1 kilo cocaïne van Aruba naar Nederland
Het Gerecht acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging cocaïne naar Nederland heeft vervoerd, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Daartoe overweegt het Gerecht als volgt.
Op 15 september 2018 is op Schiphol een persoon, genaamd [koerier], aangehouden met in zijn bagage een blik Ancel Coconut Syrup gevuld met 371,8 gram (netto) cocaïne in vloeibare vorm.
Uit het strafrechtelijk onderzoek “[onderzoeksnaam]” is gebleken dat de verdachte samen met [medeverdachte 4] (hierna [medeverdachte 4]) op 12 augustus 2018 in supermarkt [supermarkt] twee blikken Angel Cocunut Syrup heef gekocht. Deze blikken zijn van hetzelfde merk als het blik waarmee [koerier] is aangehouden. Dezelfde dag vindt ook een gesprek plaats tussen de verdachte, [medeverdachte 4] en [vrouw 2] gebleven persoon over een proefzending van een leeg blik met kokos (OVC-gesprekken, sessienummers 6851 tot en met 6858).
Blijkens de OVC-gesprekken gevoerd op 8 september 2018 tussen de verdachte, [man 1] en [man 2] (OVC-gesprekken, sessienummers 8344 tot en met 8357) heeft de verdachte meerdere malen telefonisch contact met de medeverdachte [medeverdachte 2], die zich op dat moment in Nederland bevindt. In deze gesprekken wordt in min of meer versluierd taalgebruik gesproken over een hoeveelheid cocaïne die kwalitatief niet goed is. De cocaïne heeft een vieze geur en ruikt niet naar coke. De verdachte zegt dat het gewassen is met kokos, dat er kokosessence in is gegooid en dat de kokosessence is blijven plakken. De verdachte zegt dat de vorige keer hetzelfde is gedaan en dat niet is gebeurd. De verdachte vraagt aan [medeverdachte 2] om de geur van de cocaïne te beschrijven en foto’s van de cocaïne te sturen. Voorts geeft de verdachte instructies aan [medeverdachte 2] om de cocaïne met aceton te wassen om de geur eraf te krijgen.
In het OVC-gesprek van 8 september 2018 (sessienummer 8381) tussen de verdachte en [man 1], zegt [man 1] dat de blikjes en de machines te krijgen zijn. De afdichting zal [man 1] voor de verdachte halen in zijn land. De blikken kunnen volgens [man 1] gepasseerd worden door deze aan oude vrouwen mee te geven. De verdachte antwoordt dat de oude passagiers de goede zijn.
In het OVC-gesprek dat op 11 september 2018 (sessienummer 8800) wordt gevoerd tussen de verdachte en [man 1] vertelt [man 1] aan de verdachte dat hij in Venezuela de blikvulmachine voor de verdachte heeft gevonden. Deze machine doet de blikken zoals verdachte wilt, met nieuwe verzegeling en alles. De verdachte antwoordt dat wat hen interesseert is het vormmodel van hier te nemen en dat wat we doen dat dat makkelijk is en wordt.
In het appartement te [adres 2], de verblijfsplaats van de medeverdachte [medeverdachte 4], wordt op 16 januari 2019 een productieplaats voor het preparen van blikken aangetroffen. In woning werden diverse trays met blikken Angel Coconut Syrup en gereedschappen om blikken te openen en professioneel te sluiten alsmede persmachines, formulieren en stempels van Post Aruba gevonden. Daarnaast is er verpakkingsmateriaal en twee weegschalen aangetroffen die positief reageerden op aanwezigheid van cocaïne.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd, concludeert het Gerecht dat de verdachte betrokken is bij het verpakken van cocaïne in blikken Angel Coconut Syrup met als doel deze uit te voeren. Gelet op deze zeer specifieke modus operandi is voldoende vast komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in- en uitvoer van cocaïne naar Nederland op 15 september 2018, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Feit 2, Verboden wapenbezit
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de verdachte van het verboden wapenbezit moet worden vrijgesproken omdat het wapen ondeugdelijk zou zijn, overweegt het Gerecht als volgt.
Op 16 januari 2019 is verdachte buiten heterdaad in zijn woning te [adres 3], op bevel van de officier van justitie aangehouden. Hierna werd er onder leiding van de rechter-commissaris huiszoeking op voornoemd adres verricht waarbij een vuurwapen in een dressoir in een slaapkamer gevonden. Verdachte bekent dat het vuurwapen van hem is. Het vuurwapen werd door het Recherche Samenwerkingsteam inbeslaggenomen en op deugdelijkheid onderzocht.
Op 18 januari 2019 zijn er schietproeven gedaan met het inbeslaggenomen pistool. Er werden 3 schoten achtereenvolgend afgelost zonder dat er enige storing in het afvuurmechanisme optrad. Naar aanleiding van het vorenstaande is door het BFTO geconcludeerd, dat het pistool als deugdelijk moet worden beschouwd. Dat genoemd vuurwapen voor bedreiging en afdreiging geschikt is en valt daarom onder de bepalingen van de Vuurwapenverordening.
Het Gerecht concludeert dan ook dat gelet op voornoemde conclusie van het BFTO dat het in de woning van de verdachte aangetroffen vuurwapen als deugdelijk middel dient te worden beschouwd. Het verweer faalt.
Criminele organisatie
Het Gerecht stelt voorop dat voor een veroordeling terzake van deelname aan een criminele organisatie sprake moet zijn van een organisatie met het oogmerk het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. Voor een criminele organisatie moet er sprake zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming is van belang dat betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Deelneming impliceert opzet, dat wil zeggen dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen concludeert het Gerecht dat alle (mede)verdachten in het onderzoek “[onderzoeksnaam]”, met uitzondering van de medeverdachte [medeverdachte 5], tezamen en in vereniging een duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband hebben gevormd, met ook andere onbekend gebleven personen in Aruba, Colombia, Venezuela of Europa. De verdachten hebben verschillende activiteiten verricht, die naar het oordeel van het Gerecht zowel gericht waren op het invoeren, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen dan wel aanwezig hebben van cocaïne, als ook met het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 11c van de Landsverordening verdovende middelen.
De organisatie heeft in ieder geval van december 2017 tot en met 16 januari 2019 gefunctioneerd en had dan ook een duurzaam karakter. Dat die organisatie in de loop van de tijd in verschillende samenstellingen heeft gefunctioneerd, maakt dat niet anders.
In het dossier bevinden zich verslagen van de OVC-gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachten. In deze gesprekken wordt in min of meer versluierde taal gesproken over het kopen, leveren en vervoeren van cocaïne. Daarmee heeft de verdachte bijgedragen aan de voorbereiding en verwerkelijking van die cocaïnehandel.
Dat de verdachten zich bedienen van versluierd taalgebruik duidt op gestructureerde samenwerking. Het vergt immers de nodige onderlinge afstemming en het maken van afspraken om voor elkaar begrijpelijk te communiceren in versluierde taal.
De grensoverschrijdende handel in verdovende middelen vergt voorts een complexe logistieke planning hetgeen eveneens een gestructureerde samenwerking vereist. Daarbij komt dat blijkens het dossier de verdachten gebruik maakten van meerdere ingenieuze technieken om de cocaïne te verpakken en vervoeren.
Binnen het samenwerkingsverband was er ook sprake van een zekere hiërarchie waarbij de verdachte aan de medeverdachten instructies gaf en taken opdroeg, die vervolgens door hen werden uitgevoerd.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderling verband beschouwd, concludeert het Gerecht dat voldoende vast is komen te staan dat er sprake is van een duurzaam en structureel samenwerkingsverband tussen de verdachte en meerdere personen met het oogmerk het plegen van misdrijven, te weten grensoverschrijdende handel in verdovende middelen.
7.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid onder A en B van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening.
2. Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
3. Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, strafbaar gesteld in artikel 2:79 Wetboek van Strafrecht Aruba.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
8.Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
9.Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in en uitvoeren van cocaïne naar Groot-Brittannië en Nederland. Daarnaast heeft de verdachte gedurende een langere periode deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk handel in verdovende middelen. De verdachte heeft in deze criminele organisatie een coördinerende rol gespeeld. Hij heeft zo bewust bijgedragen aan grensoverschrijdende handel in verdovende middelen. Verdovende middelen zijn zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast is de handel in harddrugs een bron voor vermogens- en geweldscriminaliteit.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister, eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
10.In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A.Onttrekking aan het verkeer
Het vuurwapen met Serienummer: [serienummer], de 8 flessen Methyl chloride en de fles Amoniac zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit van het vuurwapen is bovendien in strijd met de wet.
De voorwerpen zijn bij de gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
B. Teruggave aan rechthebbende
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:74 en 1:75 van Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidde(n) ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder1,2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vijf (5) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de onder rubriek 10 A genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen;
gelast de teruggave van de overige voorwerpen aan de rechthebbende;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Soffers, bijgestaan door mw. M.V. Alvarez, (zittingsgriffier), en op 11 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.