In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en wonende in Aruba, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan. De verdachte was aangeklaagd voor het medeplegen van het vervoer van cocaïne en deelname aan een criminele organisatie, maar werd vrijgesproken van deze feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen. Tijdens de zitting op 20 september 2019 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed.
Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het vervoer van cocaïne. De verdachte had weliswaar contact gehad met een koerier die cocaïne vervoerde, maar er was geen bewijs van nauwe en bewuste samenwerking. Ook voor de deelname aan een criminele organisatie kon niet worden vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een samenwerkingsverband dat tot doel had misdrijven te plegen.
Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het bezit van hennep, wat in strijd is met de Landsverordening verdovende middelen. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden de in beslag genomen verdovende middelen onttrokken aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Soffers, bijgestaan door griffier M.V. Alvarez.