In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 3 september 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van kinderalimentatie voor hun drie minderjarige kinderen. De vader, die procedeert in persoon, heeft een verweerschrift ingediend met een zelfstandig verzoek tot wijziging van het gezag en het vaststellen van een omgangsregeling. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de vader de kinderen heeft erkend.
De procedure omvatte verschillende indieningen, waaronder het verzoekschrift van de moeder op 3 april 2019 en het verweerschrift van de vader op 11 juni 2019. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2019 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De moeder verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 600,- voor de oudste minderjarige, Afl. 400,- voor de middelste en Afl. 500,- voor de jongste. De vader verzocht om een redelijke bepaling van de kinderalimentatie en om gezamenlijk ouderlijk gezag.
Het gerecht heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen naar draagkracht. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 400,- per kind per maand voor de twee oudste kinderen en Afl. 500,- voor de jongste moet betalen, met ingang van 1 oktober 2019. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.