ECLI:NL:OGEAA:2019:698

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 september 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201901061
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Familiezaak betreffende kinderalimentatie en gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 3 september 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak. De verzoekster, aangeduid als de moeder, heeft een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van kinderalimentatie voor hun drie minderjarige kinderen. De vader, die procedeert in persoon, heeft een verweerschrift ingediend met een zelfstandig verzoek tot wijziging van het gezag en het vaststellen van een omgangsregeling. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, waarbij de vader de kinderen heeft erkend.

De procedure omvatte verschillende indieningen, waaronder het verzoekschrift van de moeder op 3 april 2019 en het verweerschrift van de vader op 11 juni 2019. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2019 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. De moeder verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 600,- voor de oudste minderjarige, Afl. 400,- voor de middelste en Afl. 500,- voor de jongste. De vader verzocht om een redelijke bepaling van de kinderalimentatie en om gezamenlijk ouderlijk gezag.

Het gerecht heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen naar draagkracht. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 400,- per kind per maand voor de twee oudste kinderen en Afl. 500,- voor de jongste moet betalen, met ingang van 1 oktober 2019. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 3 september 2019
behorend bij EJ nr. AUA201901061
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
en:
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[minderjarige 1], [geboortedatum] 2004 in Aruba,
[minderjarige 2], [geboortedatum] 2008 in Aruba,
[minderjarige 3], [geboortedatum] 2017 in Aruba,
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 3 april 2019,
  • het verweerschrift, ingediend op 11 juni 2019,
  • de producties van de moeder, ingediend op 14 juni 2019,
  • de pleitaantekeningen van de moeder, ingediend op 18 juni 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 18 juni 2019, waar zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder.Zij zijn door de vader erkend.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 1] een bedrag van Afl. 600,- per maand te betalen, ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 2] een bedrag van Afl. 400,- per maand te betalen en ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 3] een bedrag van Afl. 500,- per maand te betalen. Daartoe wordt gesteld dat de vader voldoende draagkrachtig is.
3.2
De vader heeft een verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek ingediend, waarbij de vader heeft verzocht om het maandelijkse bedrag aan kinderalimentatie naar redelijkheid te bepalen, de vader gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten en een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen te bepalen.

4.DE BEOORDELING

Gezag en omgang

4.1
De vader heeft een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek strekkende tot wijziging van het gezag en het bepalen van een omgangsregeling, ingediend.
4.2
De moeder heeft tegen het zelfstandige verzoek bezwaar gemaakt en verzocht dit buiten beschouwing te laten.
4.3
Ingevolge artikel 1:429h lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) kan iedere belanghebbende tot de aanvang van de behandeling of, indien de rechter dit toestaat, in de loop van de behandeling een verweerschrift indienen. Ingevolge artikel 429h, lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mag het verweerschrift een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek.
4.4
In dit geval strekt het oorspronkelijke verzoek tot het bepalen van een kinderalimentatiebijdrage. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 1:406 lid 1 BWA (afdeling 2 van Titel 17 Levensonderhoud). Het verzoek strekkende tot wijziging gezag is gebaseerd op artikel 1:253c BWA (afdeling 2 van Titel 14 Het gezag over minderjarige kinderen) en het verzoek tot het bepalen van een omgangsregeling is gebaseerd op artikel 1:377a BWA (Titel 15 Omgang, informatie en raadpleging) en heeft geen betrekking op het (oorspronkelijke) verzoek. Het zelfstandig verzoek zal om bovengenoemde reden buiten beschouwing worden gelaten.
Kinderalimentatie
4.5
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.6
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.7
De kosten van verzorging en opvoeding
4.7.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen boven de 12 jaar gemiddeld Afl. 650,- per maand bedraagt en voor kinderen jonger dan 12 jaar gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemde bedragen (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.7.2
Het gerecht zal voor de kosten van levensonderhoud voor [minderjarige 3] rekening houden met de post “creche” ad Afl 395,- per maand nu de noodzaak hiervoor voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
4.7.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van levensonderhoud van de minderjarigen als volgt worden vastgesteld. Voor [minderjarige 1 en minderjarige 2] Afl.650,- per kind per maand en voor [minderjarige 3] Afl 845,- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.8
De draagkracht van de moeder
4.8.1
Uit de loonstroken blijkt dat de moeder een gemiddeld netto-inkomen heeft van Afl. 4.338,- inclusief voorjaarspremie, najaarspremie en vakantie-uitkering.
4.8.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de post ouderlijke bijdrage woonverblijf ad Afl 750,- De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
4.8.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.150,-.
4.8.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 4.338.- - Afl. 2.150,- =) Afl. 2.188,- waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.9
De draagkracht van de vader
4.9.1
Uit de door vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van afgerond Afl. 4.700,-.
4.9.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 700,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Daarbij heeft het gerecht rekening gehouden met het feit dat de vader samenwoont en zijn partner ook wordt geacht in de kosten van het levensonderhoud bij te dragen. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de “auto lening Aruba Bank” ad Afl. 841,-. Het gerecht zal geen rekening houden met de post creditkaart ad Afl. 600,-, nu de noodzaak van deze kosten onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 700,-.
4.9.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.540,- .
4.9.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 4.700,- Afl. 1.540,- = Afl. 3.160,- waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.1
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd, hun draagkracht en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 400,- per kind voor de minderjarigen [minderjarige 1 en minderjarige 2] en Afl. 500,- voor de minderjarige [minderjarige 3] per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 oktober 2019.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [veweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op Afl. 400,- per kind per maand, en [minderjarige 3], op Afl. 500,- per maand met ingang van 1 oktober 2019, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, ter zitting van 3 september 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.