ECLI:NL:OGEAA:2019:693
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot teruggave van minderjarige aan moeder na voorlopige toevertrouwing aan Voogdijraad
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 oktober 2019 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie had verzocht om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de Voogdijraad, die op 9 juli 2019 was uitgevoerd. De minderjarige, geboren in 2014, is het kind van de moeder en de vader, die de minderjarige heeft erkend. De moeder oefent het gezag alleen uit. Tijdens de procedure, die begon met een vordering op 18 juli 2019, vond er een mondelinge behandeling plaats op 17 september 2019. De ouders van de minderjarige waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. P.G. Dowers-Alders, evenals de officier van justitie, mr. Y. Pronk, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad.
De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek van Aruba, met name artikel 1:272, dat het Openbaar Ministerie de bevoegdheid geeft om een kind aan het gezag van de ouder(s) te onttrekken indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De rechter concludeerde dat de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing tijdig was gevorderd, waardoor deze nog van kracht was. Echter, de rechter oordeelde dat de gronden voor de voorlopige toevertrouwing niet waren aangetoond, en daarom het verzoek van het Openbaar Ministerie niet toewijsbaar was.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten om de vader toelating te verlenen om kosteloos te procederen en heeft het de teruggave van de minderjarige aan de moeder bevolen. Deze beschikking is gegeven door rechter E.M.D. Angela, in tegenwoordigheid van de griffier.