In deze zaak heeft de vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van zijn minderjarige kinderen bij hem te bepalen. De minderjarigen zijn geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, en de ouders oefenen gezamenlijk gezag uit. De vader heeft aangevoerd dat de moeder de kinderen verwaarloost en niet in staat is om voor hen te zorgen. Hij heeft voorbeelden gegeven van de zorg die de moeder niet zou bieden, zoals het alleen thuis laten van de kinderen en het niet innemen van haar medicijnen voor epilepsie.
De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek van de vader en heeft aangegeven dat er al een omgangsregeling bestaat waarbij de kinderen om en om bij de ouders verblijven. De Voogdijraad heeft ter zitting verklaard dat de kinderen gehecht zijn aan beide ouders en dat het in hun belang is om de huidige situatie niet te wijzigen.
Het gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de ontwikkeling van de kinderen in gevaar is als zij bij de moeder blijven wonen. De bestaande omgangsregeling biedt voldoende stabiliteit voor de kinderen. Daarom heeft het gerecht het verzoek van de vader afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.