ECLI:NL:OGEAA:2019:68

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
601 van 2018, 9 van 2019 en 10 van 2019
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, poging tot doodslag en opzetheling in Aruba

Op 8 februari 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal door middel van braak, poging tot doodslag en opzetheling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De zaak omvatte drie afzonderlijke strafzaken, aangeduid als zaak A, B en C, met respectievelijk de parketnummers P-2018/08412, P-2018/05099 en P-2017/10743.

Tijdens de openbare terechtzitting op 18 januari 2019 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaten, mrs. J.F.M. Zara en P.M.E. Mohamed. De officier van justitie, mr. C. Molle, eiste een gevangenisstraf van 40 maanden en verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen goederen. De verdediging pleitte voor vrijspraak in zaak A en ontslag van rechtsvervolging in zaak B.

De tenlastelegging in zaak A betrof diefstal van een televisie en afstandsbediening uit een woning, in zaak B poging tot doodslag op een broer van de verdachte, en in zaak C diefstal van auto-onderdelen en opzetheling van gestolen goederen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar hij van werd vrijgesproken. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die gevoelens van onveiligheid in de samenleving hadden veroorzaakt.

Bij de strafoplegging hield het Gerecht rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De gevangenisstraf werd als passend en geboden beschouwd, met een voorwaardelijk deel om recidive te voorkomen. Het Gerecht gelastte ook de verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen voorwerpen en de teruggave van andere goederen aan de rechthebbende.

Uitspraak

Parketnummers: P-2018/08412 (zaak A), P-2018/05099 (B)
en P-2017/10743 (C)
Zaaknummers: 601 van 2018, 9 van 2019 en 10 van 2019
Uitspraak: 8 februari 2019 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. J.F.M. Zara (zaken A en B) en P.M.E. Mohamed (zaak C), advocaten in Aruba.
De officier van justitie, mr. C. Molle, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het in de zaak met parketnummer P-2018/08412 (zaak A) primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer P-2018/05099 (zaak B) primair en het in de zaak met parketnummer P-2017/10743 (zaak C) onder feiten 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, met aftrek van voorarrest.
De vordering van de officier van justitie behelst voorts de verbeurdverklaring van de in beslag genomen zilver kleurig steeksleutel 14” in zaak A en de teruggave van de navolgende in zaak C beslag genomen goederen: een fles wasmiddel van het merk “Oxi Clean”, een kussensloop inhoudende dertig dvd-filmpjes en een gele plastic zak inhoudende een koptelefoon, vier lichtknopjes, een rol zwarte plakband en een USB-verbinder aan de rechthebbende [rechthebbende].
De raadsman J.F.M. Zara heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde in zaak A. Hij heeft tevens bepleit dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde in zaak B zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman P.M.E. Mohamed heeft gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na een ter terechtzitting toegestane wijziging van de tenlastelegging in zaak C – ten laste gelegd dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 14 augustus 2018 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres slachtoffer 1]) heeft weggenomen
een televisie en/of een afstandsbediening, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door inklimming;
(artikel 2:290 jo artikel 2:289 jo artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht)
Zaak B
hij op of omstreeks 22 mei 2018 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 22 mei 2018 te Aruba, aan een persoon, te weten [slachtoffer 2]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofdletsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan;
(artikel 2:275 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 22 mei 2018 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 jo :119 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 22 mei 2018 in Aruba opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld met een wapen immers heeft hij toen aldaar die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een steen, althans een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] geslagen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofdletsel ten gevolge heeft gehad;
(artikel 2:273 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
Zaak C
Feit 1
dat hij op of omstreeks 28 en/of 29 november 2017 in Aruba met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autowiel en/of een homokinetische koppeling, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
dat hij op of omstreeks 29 november 2017 in Aruba
een kussensloop inhoudende:
- een fles wasmiddel,
- een tas inhoudende dvd’s,
- een koptelefoon,
- lichtknopjes
- een rol plakband en/of
- een USB-verbinder
heeft verworven, voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van vorenbedoelde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
(artikel 2:397/2:399 van het Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
dat hij op of omstreeks 29 november 2017 in Aruba
een kussensloop inhoudende:
- een fles wasmiddel,
- een tas inhoudende dvd’s,
- een koptelefoon,
- lichtknopjes
- een rol plakband en/of
- een USB-verbinder
die geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoren en die verdachte anders dan door misdrijf onder zich heeft, te weten als gevonden voorwerp(en), zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
(artikel 2:298 van het Wetboek van Strafrecht Aruba)

3.Formele voorvragen

Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewezenverklaring

Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 1, in zaak B onder 1 primair en in zaak C onder 1 en 2 primair is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
Zaak A
Feit 1
hij op
of omstreeks14 augustus 2018 te Aruba
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres slachtoffer 1]) heeft weggenomen
een televisie en
/ofeen afstandsbediening,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,waarbij verdachte
en/of zijn mededader
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
/hebbenverschaft en
/ofde
/hetweg te nemen goed
(eren
)onder zijn
/hunbereik heeft
/hebbengebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of door inklimming;
Zaak B
Feit 1 primair
hij op
of omstreeks22 mei 2018 te Arub0a, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen
, althans eenmaal (met kracht
)met een steen
, althans een hard en/of zwaar voorwerpop het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak C
Feit 1
dat hij op
of omstreeks28 en
/of29 november 2017 in Aruba
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autowiel en/of een homokinetische koppeling,
in elk geval enig(e) goed(eren)
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 2 primair
dat hij op of omstreeks 29 november 2017 in Aruba
een kussensloop inhoudende:
- een fles wasmiddel,
-
een tas inhoudendedvd’s,
- een koptelefoon,
- lichtknopjes
- een rol plakband en
/of
- een USB-verbinder
heeft verworven,voorhanden heeft gehad
of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van vorenbedoelde goederen wist of begreep,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.

6.Bewijsoverwegingen

Zaak B
Uit de te bezigen bewijsmiddelen leidt het Gerecht af dat de verdachte welbewust en doelgericht de aangever, zijn broer, meermalen hard met een steen op een kwetsbaar lichaamsdeel, zijn hoofd, heeft geslagen ten gevolge waarvan hij ten val kwam. Dat het door de verdachte toegepaste geweld aanzienlijk was vindt bevestiging in de aard en zwaarte van de verwondingen die de aangever hierdoor heeft opgelopen, zoals blijkt uit de medische rapportage (“
base skull left temporo/pariteal fracture, epidural bleeding left anterior temporal, contusion focus in right temporal and parietal”). Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever hierdoor zou komen te overlijden en is het opzet van de verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Op grond van het voorgaande acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever.
Zaak C
De verdachte is door politieagenten op straat met de in de dagvaarding genoemde gestolen goederen (een kussensloop met daarin een fles wasmiddel, dvd’s, een koptelefoon, lichtknopjes, een rol plakband en een usb-verbinder) aangetroffen. Uit het relaas van de politie blijkt dat de verdachte, nadat hij de politieagenten zag, zich verschool achter een geparkeerde auto. De gestolen goederen werden bij die geparkeerde auto aangetroffen. Nadat de politieagenten aan de verdachte vroegen waar hij die goederen vandaan had gehaald, antwoordde de verdachte eerst dat zijn neef de goederen aan hem had gegeven. Daarna verklaarde hij dat hij de goederen naast een prullenbak had gevonden en vervolgens dat de goederen zijn eigendom waren en hij deze van zijn woning had meegebracht. Ter zitting heeft de verdachte herhaald dat hij de goederen naast een prullenbak had gevonden en mee naar huis had genomen. Het Gerecht acht deze verklaring van de verdachte niet geloofwaardig, temeer nu de verdachte eerder aan de politie had verklaard dat zijn neef hem de goederen had gegeven. Bovendien is het zeer ongebruikelijk om met dergelijke goederen in een kussensloop op straat rond te lopen. Nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van deze goederen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist of begreep dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen. De tenlastegelegde opzetheling kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.

7.Verweren ten aanzien van de strafbaarheid

Zaak B
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvolging, omdat er sprake was van noodweer c.q. noodweerexces. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aangever de verdachte met een metalen buis wilde mishandelen. De verdachte heeft vervolgens een steen gepakt en de aangever hiermee geslagen ter verdediging van zijn eigen lijf.
Het Gerecht verwerpt het verweer op feitelijke gronden. Anders dan de verdediging is het Gerecht van oordeel dat op het moment dat de verdachte de aangever met de steen sloeg, het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden. Volgens de verdachte heeft de aangever eerst met de metalen buis in de richting van de verdachte gezwaaid. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de metalen buis van de aangever vervolgens had afgepakt en dat hij de aangever vervolgens met de steen had geslagen. Het Gerecht concludeert daaruit dat een eventuele noodweersituatie reeds was geëindigd op het moment dat de verdachte de aangever met de steen sloeg. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de verdachte uit verdediging heeft gehandeld.
Ten overvloede overweegt het Gerecht dat, zo al van een noodweersituatie uitgegaan zou moeten worden, ook niet is voldaan aan de proportionaliteitseis. Het meerdere malen (volgens de aangever en getuige [getuige] drie keer) op het hoofd slaan met een steen, terwijl de verdachte volgens eigen zeggen de metalen buis al had afgepakt van de aangever, staat immers niet in redelijke verhouding tot de ernst van de gestelde aanranding door de aangever.
Ten slotte heeft de verdediging niet aangevoerd dat de gedraging van de verachte het gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging die veroorzaakt werd door de gestelde aanranding, zodat het beroep op noodweerexces ook om die reden verworpen dient te worden.

8.Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Feit 1
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 2:289 jo. artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht.
Zaak B
Feit 1 primair
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo. 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Zaak C
Feit 1
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 2:288 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2 primair
opzetheling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:397 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

10.Oplegging van straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door de aangever, zijn broer, meermalen met een steen op zijn hoofd te slaan, waardoor de aangever aanzienlijk letsel aan zijn hoofd heeft opgelopen en veel pijn heeft ondervonden. De verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de aangever geschonden en gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak vanuit een woning van een TV en een afstandsbediening, een diefstal van auto-onderdelen en opzetheling van meerdere goederen. Hij heeft daarmee schade en hinder toegebracht en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Bovendien heeft de verdachte met zijn handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 23 november 2018, voor het laatst in 2012 onherroepelijk veroordeeld voor een vermogensdelict. Het gerecht zal daar niet ten nadele van de verdachte rekening mee houden.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen gevangenisstraf, met zoals aangegeven een voorwaardelijk deel, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

11.In beslag genomen voorwerpen

Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
A. Verbeurdverklaring
De steeksleutel in zaak A is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en met behulp daarvan is het bewezen verklaarde begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
B. Teruggave aan de rechthebbende
De in zaak C in beslag genomen en nog niet teruggegeven kussensloop met inhoud zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, [rechthebbende].

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:67, 1:68 en 1:136, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in zaak A onder 1, in zaak B onder 1 primair en in zaak C onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
veertig (40) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
drie (3) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd de in rubriek 11A genoemde voorwerpen.
gelast de teruggave aan de verdachte van de in rubriek 11B genoemde voorwerpen;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker, bijgestaan door M.E. Kelly, (zittingsgriffier), en op 8 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.