In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 15 oktober 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de moeder en de vader van twee dochters. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn, verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie voor de jongmeerderjarige dochter en een bijdrage voor de minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. V.A.V. Carlo, voerde verweer en stelde dat de huidige alimentatie van Afl. 250,- per kind per maand niet verhoogd hoefde te worden. De procedure begon met een verzoekschrift op 10 april 2019, gevolgd door een verweerschrift op 13 augustus 2019 en een mondelinge behandeling op 20 augustus 2019.
De rechter oordeelde dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen naar draagkracht. De moeder stelde dat de kosten voor de kinderen waren gestegen en dat de huidige bijdrage niet meer toereikend was. De vader betwistte de door de moeder opgevoerde kosten en vroeg om handhaving van de bestaande afspraak. De rechter heeft de kosten van de kinderen vastgesteld op Afl. 775,- per maand voor de minderjarige dochter en Afl. 885,- per maand voor de jongmeerderjarige dochter, waarbij rekening is gehouden met de draagkracht van beide ouders.
De vader heeft ook een zelfstandig verzoek ingediend om samen met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige dochter. De rechter oordeelde echter dat dit verzoek onvoldoende betrekking had op het oorspronkelijke alimentatieverzoek en heeft het verzoek afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uiteindelijke beslissing was dat de vader een bijdrage van Afl. 500,- per maand voor de minderjarige dochter en Afl. 570,- per maand voor de jongmeerderjarige dochter moet betalen, met ingang van 1 september 2019.