ECLI:NL:OGEAA:2019:664

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201902825
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in Aruba na achterstallige huurbetalingen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W.G.T.M. Kloes, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.M. Wever, met als doel de ontruiming van een woning in Aruba. Eiser vordert dat gedaagde de woning binnen 14 dagen na de uitspraak ontruimt, omdat gedaagde sinds januari 2017 achterstallig huur heeft betaald, wat in totaal US$ 77.550,-- bedraagt. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij geen huur verschuldigd is vanwege schade die hij heeft geleden door investeringen in de woning en huurinkomstenderving. Het Gerecht heeft de ontvankelijkheid van eiser bevestigd en het verweer van gedaagde verworpen. Het Gerecht oordeelt dat het spoedeisend belang van eiser bij de ontruiming evident is, gezien de lange periode van achterstallige betalingen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde de huur niet heeft betaald en dat zijn verweer onvoldoende onderbouwd is. De ontruimingstermijn is vastgesteld op uiterlijk 31 oktober 2019, waarbij het Gerecht geen zwaarwegender belangen aan de zijde van gedaagde heeft gezien. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 698,-- aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2019.

Uitspraak

Vonnis van 9 oktober 2019
Behorend bij K.G. AUA201902825
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naa eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. A.M. Wever.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift met producties;
-de nadere beslissing van dit Gerecht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gehouden ter terechtzitting van vrijdag 13 september 2019 om 14:30 uur.
1.2
Partijen zijn samen met hun respectieve gemachtigde ter terechtzitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties -, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] beveelt de woning gelegen in Aruba te [adres woning] (hierna: de woning) binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis te ontruimen met alle zich aldaar van zijnentwege bevindende personen en goederen en die woning met overgave van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, kosten rechtens.
2.2 [
gedaagde] heeft verweer gevoerd, en concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit kan volgen dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn ontruimingsverzoek ligt besloten in de aard van dat verzoek en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.3
Vast staat tussen partijen in elk geval het volgende. [eiser] is de eigenaar van de woning. [gedaagde] huurt de woning van [eiser] tegen een maandelijks vooruit te betalen huur ad US$ 2.350,--. Met instemming van [eiser] onderverhuurt [gedaagde] de woning aan derden in het kader van AIRBNB voor US$ 349,-- per nacht. [eiser] heeft in elk geval de huur vanaf januari 2017, in totaal ad (33 x 2.350,--) US$ 77.550,-- niet afgedragen aan [eiser].
3.4
In het licht van vorenstaande stelt [gedaagde] dat hij na verrekening van door hem geleden schade geen huurpenningen aan [eiser] verschuldigd is. Die schade bedraagt volgens [gedaagde] in totaal US$ 125.000,-- en bestaat uit allerlei door hem betaalde investeringen in en reparaties aan de woning en uit huurinkomstenderving als gevolg van het tijdelijk onbewoonbaar zijn van de woning. Die van een behoorlijke verificatoire onderbouwing gespeende stelling [1] heeft [eiser] gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Het Gerecht ziet in het licht van dat verweer evenmin grond om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Dit klemt temeer omdat [gedaagde] naar eigen zeggen vanaf januari (of september) 2017 tot heden de huurpenningen - ter uiteindelijke betaling aan de verhuurder van de woning - heeft afgedragen aan zijn gemachtigde doch in het kader van opschorting (in verband met het verkrijgen van de bij partijen genoegzaam bekende verklaring van erfrecht om vast te kunnen stellen dat de huur bevrijdend kan worden betaald aan [eiser]) niet heeft betaald aan [eiser]. Dit beweerdelijk handelen van [gedaagde] valt zonder nadere doch ontbrekende uitleg niet te rijmen met zijn beroep op verrekening.
3.5
Vorenstaande brengt mee dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer van [gedaagde] niet op eenvoudige wijze valt vast te stellen, zodat het op de voet van het bepaalde van artikel 6:136 BW niet aan toewijzing van de ontruimingsvordering in de weg kan staan.
3.6
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt naar het voorlopig oordeel in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de ernst of mate van de wanprestatie van [gedaagde] (in elk geval 33 maanden achterstallig met betaling van de maandelijkse huur) de ontbinding van de tussen partijen geldende huurovereenkomst rechtvaardigt, en dat het door [eiser] verzochte bevel tot ontruiming van de woning zal worden gegeven. Dat betekent dat de thans op dit punt door [eiser] gevraagde voorziening zal worden toegewezen als na te melden.
3.7 [
gedaagde] heeft verzocht hem een ontruimingstermijn van 8 à 9 maanden te gunnen, terwijl [eiser] heeft verklaard dat dit een veel te ruime termijn is. Volgens [eiser] is een termijn van 14 dagen voldoende. In het licht van dat debat stelt het Gerecht de ontruimingstermijn vast als eveneens na te melden, waarbij in aanmerking is genomen dat [gedaagde] ter zitting heeft verklaard dat hij niet woonachtig is in Aruba en dat de woning thans niet door derden wordt gebruikt in het kader van AIRBNB.
3.8
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [gedaagde] bij afwijzing van de ontruimingsvordering van [eiser] ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan. Evenmin ziet het Gerecht zwaarwegender belangen aan de zijde van [gedaagde] bij een langere ontruimingstermijn dan de hierna vastgestelde ten opzichte van de belangen van [eiser] bij die termijn.
3.9 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,- + 248,-- =) Afl. 698,-- aan verschotten (griffiegelden en kosten van oproeping) en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-beveelt [gedaagde] om op uiterlijk 31 oktober 2019 de in Aruba te [adres woning] gelegen woning te ontruimen met alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen en die woning met afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser];
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 698,-- aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M van de Leur rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het had dienaangaande op de weg van [gedaagde] gelegen om gedurende de jaren een nauwkeurige en verificatoire administratie of boekhouding te voeren ter zake van alle beweerdelijke door hem betaalde investeringen in en reparaties aan de woning alsmede de beweerdelijke huurinkomstenderving als gevolg van het tijdelijk onbewoonbaar zijn van de woning. Het kennelijke nalaten daarvan komt en blijft voor rekening en risico van [gedaagde].